ECLI:NL:RVS:2024:2200

Raad van State

Datum uitspraak
29 mei 2024
Publicatiedatum
29 mei 2024
Zaaknummer
202402220/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in asielzaak tegen staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 29 mei 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin vreemdelingen een voorlopige voorziening vroegen. De vreemdelingen, die eerder een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel hadden ingediend, waren door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 december 2023 medegedeeld dat hun aanvragen niet in behandeling zouden worden genomen. Hiertegen hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 3 april 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdelingen hebben vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zij niet zouden worden overgedragen voordat op het hoger beroep was beslist.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de vreemdelingen recht hebben op een voorlopige voorziening. Hij heeft bepaald dat de staatssecretaris hen niet mag overdragen totdat er een beslissing is genomen op het hoger beroep. Daarnaast is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten die de vreemdelingen hebben gemaakt in verband met hun verzoek om een voorlopige voorziening, tot een bedrag van € 875,00, dat geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier.

Uitspraak

202402220/2/V3.
Datum uitspraak: 29 mei 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 3 april 2024 in zaken nrs. NL23.40598 en NL23.40600 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluiten van 27 december 2023 heeft de staatssecretaris aanvragen van de vreemdelingen om hun een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 3 april 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen hoger beroep ingesteld. Ook hebben zij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De vreemdelingen hebben een nader stuk ingediend.
De staatssecretaris heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven.
Overwegingen
1.       De vreemdelingen hebben de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat zij niet worden overgedragen voordat op het hoger beroep is beslist en dat zij opvang en verstrekkingen krijgen.
2.       Gelet op wat is aangevoerd, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening (uitspraak van de Afdeling van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:457).
3.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de vreemdelingen niet worden overgedragen, totdat op het door hen ingestelde hoger beroep is beslist;
II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Verheij
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 29 mei 2024
846-1017