ECLI:NL:RVS:2024:2201
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag over de bewaring van een vreemdeling
Op 28 februari 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een vreemdeling in bewaring gesteld. De rechtbank Den Haag heeft op 18 maart 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 29 mei 2024 uitspraak gedaan in deze zaak.
In de overwegingen van de uitspraak werd ingegaan op de grief van de vreemdeling met betrekking tot de belangenafweging en het gebruik van handboeien tijdens het transport. De Afdeling oordeelde dat de grief niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.
Echter, de vreemdeling betoogde terecht dat de rechtbank in het onrechtmatige gebruik van handboeien aanleiding had moeten zien om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen. Dit deel van de grief slaagde, en het hoger beroep werd gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd voor zover deze de staatssecretaris niet had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De staatssecretaris werd veroordeeld tot betaling van € 2.625,00 aan proceskosten aan de vreemdeling, geheel toe te rekenen aan door een derde verleende rechtsbijstand.