ECLI:NL:RVS:2024:241

Raad van State

Datum uitspraak
24 januari 2024
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
202201423/1/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J. Hoekstra
  • A.B. Blomberg
  • M.M. Kaajan
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestemmingsplan RVR Drechthoeve De Kwakel en de gevolgen voor het woon- en leefklimaat

Op 24 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak over het bestemmingsplan "RVR Drechthoeve De Kwakel", dat op 23 december 2021 door de raad van de gemeente Uithoorn was vastgesteld. Dit bestemmingsplan maakt de omvorming van een boerderijwoning, een zomerhuis en agrarische bedrijfsopstallen tot in totaal 18 woningen mogelijk. Het perceel ligt in een gebied dat is aangewezen als beperkingengebied LIB-5, waarbinnen nieuwe woningbouw niet is toegestaan zonder een verklaring van geen bezwaar van de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De appellanten, waaronder een bewoner van De Kwakel en de vereniging Groen en Leefbaar De Kwakel, vreesden dat de uitvoering van het plan hun woon- en leefklimaat zou aantasten. De minister heeft ook beroep ingesteld, stellende dat het bestemmingsplan in strijd is met de Wet luchtvaart.

De Afdeling heeft geoordeeld dat het bestemmingsplan niet in overeenstemming is met de relevante wetgeving, omdat het zonder de vereiste verklaring van geen bezwaar is vastgesteld. De Afdeling heeft de beroepen van de appellanten en de minister gegrond verklaard en zowel het besluit van 23 december 2021 als het herstelbesluit van 22 december 2022 vernietigd. De raad van de gemeente Uithoorn is opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak de nodige aanpassingen te verwerken. De proceskosten van de appellanten zijn vergoed, terwijl de vereniging geen kosten heeft gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

202201423/1/R1.
Datum uitspraak: 24 januari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1.       [appellant sub 1], wonend te De Kwakel, gemeente Uithoorn,
2.       de minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de minister),
3.       vereniging Groen en Leefbaar De Kwakel, gevestigd te De Kwakel, gemeente Uithoorn, en anderen (hierna: de vereniging en anderen),
appellanten,
en
de raad van de gemeente Uithoorn,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 23 december 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "RVR Drechthoeve De Kwakel" vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], de minister en de vereniging en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 22 december 2022 heeft de raad het bestemmingsplan "RVR Drechthoeve De Kwakel" gewijzigd vastgesteld.
[appellant sub 1], de minister en de vereniging en anderen hebben hierover zienswijzen naar voren gebracht.
[appellant sub 1], de vereniging en anderen en de raad hebben nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2023, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. E.J.H. Plambeck, advocaat te Bodegraven, de minister, vertegenwoordigd door mr. A.E. Bergansius, drs. R.L. Breed en mr. J.J. Kerssemakers, de vereniging en anderen, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en de raad, vertegenwoordigd door S.D. Meulenbelt, zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij] (hierna: de maatschap), vertegenwoordigd door [maat A] en [maat B], bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord.
Overwegingen
Inleiding
1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.
Het ontwerpplan is op 24 december 2020 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure de Wet ruimtelijke ordening, zoals die gold vóór 1 januari 2024, van toepassing blijft.
2.       Het op 23 december 2021 vastgestelde bestemmingsplan heeft betrekking op het perceel [locatie] in De Kwakel, gemeente Uithoorn. Op dit perceel staan een boerderijwoning, een zomerhuis en agrarische bedrijfsopstallen. Het plan maakt de omvorming van de boerderijwoning, het zomerhuis en de grote stal tot in totaal 18 woningen mogelijk.
Het perceel is in eigendom van de maatschap.
3.       Het plangebied ligt op gronden die op de kaart in bijlage 3 bij het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (hierna: het LIB) met nummer 5 zijn aangewezen (het beperkingengebied LIB-5). Het bestemmingsplan is vastgesteld zonder een verklaring van geen bezwaar (hierna: vvgb) van de minister.
4.       [appellant sub 1] en de natuurlijke personen namens wie het beroep van de vereniging en anderen is ingesteld, wonen aan de Drechtdijk in De Kwakel. Zij vrezen dat uitvoering van het plan hun woon- en leefklimaat zal aantasten. De vereniging heeft als doelstelling, samengevat weergegeven, de bescherming van het woon- en leefklimaat van de bewoners van De Kwakel en de cultuur-, landschaps- en natuurwaarden van De Kwakel en het landelijke gebied eromheen. Zij heeft beroep ingesteld met het oog op behartiging van die belangen.
5.       Bij besluit van 22 december 2022 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad het bestemmingsplan "RVR Drechthoeve De Kwakel" gewijzigd. De raad beoogt daarmee een aantal oneffenheden in het op 23 december 2021 vastgestelde plan weg te nemen.
6.       De beroepen van [appellant sub 1], de minister en de vereniging en anderen tegen het besluit van 23 december 2021 hebben op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit.
7.       De relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Overgangsrecht Ruimte voor ruimteregeling
8.       Op 17 november 2020 is, voor zover hier van belang, de Omgevingsverordening NH2020 (hierna: de Omgevingsverordening) in werking getreden.
Op grond van artikel 6.9, eerste lid, van de Omgevingsverordening mag een ruimtelijk plan ter plaatse van het werkingsgebied MRA landelijk gebied niet voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling. In afwijking daarvan mag een ruimtelijk plan op grond van het tweede lid onder voorwaarden wel voorzien in functiewijziging van een agrarisch bouwperceel naar wonen in de vorm van maximaal twee burgerwoningen.
9.       Bij de Omgevingsverordening is de Provinciale Ruimtelijke Verordening (hierna: de PRV) ingetrokken. In artikel 12.8 van de Omgevingsverordening is een overgangsbepaling voor toepassing van de Ruimte voor ruimteregeling opgenomen. Daarin is bepaald dat artikel 16 van de PRV en de op grond van dit artikel vastgestelde nadere regels van toepassing blijven op een ruimtelijk plan waarvan het ontwerp vóór 1 januari 2021 ter inzage wordt gelegd met dien verstande dat het ruimtelijk plan vóór 1 januari 2022 wordt vastgesteld.
Op grond van artikel 16, eerste lid, van de PRV kan een bestemmingsplan voorzien in de mogelijkheid van nieuwe woningen ter compensatie van de sloop van storende agrarische bebouwing in het landelijk gebied als door deze ontwikkeling een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd. Onder ‘landelijk gebied’ wordt in de PRV verstaan: het gebied, niet zijnde bestaand stedelijk gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onder h, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro).
De raad heeft het bestemmingsplan vastgesteld met toepassing van de Ruimte voor ruimteregeling uit de PRV.
10.     Het ontwerp van het bestemmingsplan is op 24 december 2020 ter inzage gelegd. Uit artikel 12.8 van de Omgevingsverordening volgt dat de raad de Ruimte voor ruimteregeling uit de PRV nog kon toepassen bij het op 23 december 2021 vastgestelde bestemmingsplan. Het herstelbesluit is genomen na de in artikel 12.8 gestelde termijn voor vaststelling van het bestemmingsplan.
Het beroep van de minister
11.     De minister betoogt dat het bestemmingsplan in strijd met artikel 8.8, eerste lid, en artikel 8.9, derde lid, van de Wet luchtvaart is vastgesteld. Het bestemmingsplan maakt de bouw van 18 woningen in het beperkingengebied LIB-5 mogelijk, terwijl dat op grond van artikel 2.2.1d, eerste lid, van het LIB niet toegestaan is. Het bestemmingsplan mocht daarom volgens de minister niet zonder vvgb worden vastgesteld.
11.1.  Op grond van artikel 8.8, eerste lid, van de Wet luchtvaart, zoals dit luidde tot 1 januari 2024, moet het LIB in acht worden genomen bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor een gebied binnen het beperkingengebied.
Op grond van artikel 2.2.1d, eerste lid, van het LIB zijn in het beperkingengebied LIB-5 buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe woningbouwlocaties toegestaan. Op grond van artikel 8.9, derde lid, van de Wet luchtvaart, zoals dit destijds luidde, kan van het LIB worden afgeweken indien daarvoor een vvgb van de minister is ontvangen.
11.2.  Paragraaf 5.8 van de plantoelichting gaat in op artikel 2.2.1d van het LIB. In die paragraaf staat dat het bestemmingsplan voorziet in woningbouw buiten bestaand stedelijk gebied. Daarbij is vermeld dat bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied in beginsel niet mogelijk is, maar dat in artikel 5e van de PRV is geregeld dat woningbouw die tot stand komt met toepassing van artikel 16 van de PRV een uitzondering op deze regel is. Die regeling is volgens de plantoelichting nog steeds van toepassing op basis van het overgangsrecht van de Omgevingsverordening.
Bij het herstelbesluit is de plantoelichting op dit punt niet gewijzigd.
11.3.  In verweer en op de zitting stelt de raad bij nader inzien primair dat het bestemmingsplan voorziet in woningbouw binnen bestaand stedelijk gebied als bedoeld in het LIB. De Drechtdijk, waaraan de Drechthoeve ligt, wordt gekenmerkt door lintbebouwing. Volgens de raad wordt lintbebouwing binnen het LIB gezien als een lineaire vorm van bestaand stedelijk gebied, tenzij sprake is van een agrarisch lint. Hij verwijst daarvoor naar de Nota van toelichting bij het Besluit tot wijziging van het LIB van 23 oktober 2017 (Stb. 2017, 402, blz. 11). Omdat de Drechthoeve een van de laatste agrarische functies binnen de lintbebouwing aan de Drechtdijk is, kan het lint volgens de raad niet meer worden aangemerkt als een agrarisch lint en maakt het plangebied daarom deel uit van bestaand stedelijk gebied.
11.4.  Artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder e, van het LIB, zoals dit tot 1 januari  2024 luidde, sluit voor het begrip "bestaand stedelijk gebied" aan bij de definitie in artikel 1.1.1, eerste lid, onderdeel h, van het Bro. De Afdeling heeft eerder overwogen (uitspraken van 16 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2896 en ECLI:NL:RVS:2020:2984), dat het begrip ook op dezelfde wijze moet worden uitgelegd als het gelijkluidende begrip in het Bro. Dit betekent dat in beginsel de planologische mogelijkheden op de betrokken gronden bepalend zijn.
In het voorgaande bestemmingsplan "Landelijk gebied - Veenweidegebied" heeft het plangebied een agrarische bestemming. Die bestemming maakt geen stedenbouwkundig samenstel van bebouwing mogelijk ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca. Ook kunnen de gronden op grond van het voorgaande bestemmingsplan niet worden beschouwd als bij een bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.
Als een gebied op grond van de planologische mogelijkheden niet als bestaand stedelijk gebied kan worden aangemerkt, kunnen omstandigheden als de situering van het plangebied aansluitend aan bebouwing er in beginsel niet toe leiden dat een gebied toch als bestaand stedelijk gebied moet worden aangemerkt. Daarvoor verwijst de Afdeling naar haar uitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724, onder 10.2. Uit de passage in de Nota van toelichting waarnaar de raad verwijst, kan niet worden afgeleid dat een uitzondering op dit uitgangspunt moet worden gemaakt als het gebied onderdeel is van een lint. In die passage is alleen een toelichting gegeven op het begrip "lintbebouwing" binnen het LIB en dus niet op het begrip ‘bestaand stedelijk gebied’. In dit geval grenst het plangebied grotendeels aan gronden met een agrarische bestemming, zodat geen aanleiding bestaat om de gronden toch als bestaand stedelijk gebied aan te merken.
11.5.  Artikel 5e van de PRV heeft betrekking op de mogelijkheden om in een bestemmingsplan te voorzien in woningbouw binnen de zogenoemde 20 Ke-contour. Anders dan de raad veronderstelt, is in artikel 12.8 van de Omgevingsverordening niet geregeld dat ook die bepaling van toepassing blijft als voor het einde van de overgangstermijn toepassing is gegeven aan artikel 16 van de PRV. Aan artikel 5e van de PRV komt daarom in deze procedure geen betekenis toe. Die bepaling zou overigens de Wet luchtvaart en het LIB niet opzij hebben kunnen zetten. Uit de toelichting op de wijziging van artikel 5e van de PRV blijkt dat de provincie dat ook niet beoogde. Het tweede lid van artikel 5e is geen uitzondering op artikel 2.2.1d van het LIB, zoals de raad suggereert, maar op het eerste lid van artikel 5e, waarin staat dat binnen de 20 Ke-contour alleen kan worden voorzien in nieuwe woningen binnen bestaand stedelijk gebied. Artikel 5e, tweede lid, van de PRV moet volgens de toelichting worden gelezen in samenhang met het LIB. Het Rijkskader laat de provincie afwegingsruimte om beperkt één of enkele woningen in het buitengebied toe te staan en met artikel 5e van de PRV was daaraan invulling gegeven (Provinciaal blad 2018, nr. 3503, blz. 12 en 13).
In de Omgevingsverordening is in artikel 6.24 alleen een motiveringsverplichting opgenomen voor zover een ruimtelijk plan nieuwe woningen in het beperkingengebied LIB-5 toestaat. Daarmee heeft de provincie regels gesteld in aanvulling op artikel 2.2.1d, tweede lid, van het LIB.
Het bestemmingsplan voorziet in een nieuwe woningbouwlocatie buiten bestaand gebied en voldoet daarmee niet aan artikel 2.2.1d, eerste lid, van het LIB. Aangezien voor een afwijking van het LIB geen vvgb is ontvangen, is het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in strijd met artikel 8.8, eerste lid, en artikel 8.9, derde lid, van de Wet luchtvaart, zoals die bepalingen destijds luidden. Hetzelfde geldt voor het herstelbesluit.
11.6.  Het beroep van de minister is gegrond. Het besluit van 23 december 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan en het herstelbesluit moeten daarom worden vernietigd.
Beroepen van [appellant sub 1] en de vereniging en anderen
12.     Zoals hiervoor onder 10 is overwogen, kon de raad het bestemmingsplan nog vaststellen met toepassing van artikel 16 van de PRV. Het herstelbesluit is genomen na de in artikel 12.8 van de Omgevingsverordening gestelde termijn, maar dat betekent niet dat het herstelbesluit alleen al daarom in strijd met het recht is. De Afdeling ziet daarin wel aanleiding om eerst de beroepen tegen het besluit van 23 december 2021 te beoordelen.
13.     In hun beroepschriften hebben [appellant sub 1] en de vereniging en anderen betoogd dat het bestemmingsplan niet voldoet aan artikel 3, eerste lid, van de Uitvoeringsregeling ruimte voor ruimte 2015 (hierna: de Uitvoeringsregeling), omdat slechts een beperkt percentage van de leegkomende agrarische bebouwing zal worden verwijderd. De raad merkt de grote stal volgens hen niet aan als storende bebouwing, omdat die stal volgens de plantoelichting niet wordt gesloopt, maar behouden blijft en getransformeerd wordt. De beoogde functiewijziging van de grote stal is volgens hen in strijd met de Omgevingsverordening.
13.1.  In paragrafen 1.1 en 3.1 van de plantoelichting bij het op 23 december 2021 vastgestelde bestemmingsplan staat dat de grote stal wordt getransformeerd tot 14 woningen. Volgens de plantoelichting hoeft de grote stal niet te worden gesloopt. De in paragraaf 3.1 opgenomen afbeelding 6 geeft de beoogde situatie weer en daarop staat bij de grote stal: "Te verbouwen tot woningen". Paragraaf 3.1 vermeldt verder dat in totaal 492 m2 aan overtollige bebouwing gesloopt wordt, terwijl de grote stal volgens de plantoelichting alleen al een oppervlakte heeft van ongeveer 935 m2. De planregels verplichten ook niet tot sloop van de grote stal. De in artikel 5.3.2 van de planregels opgenomen voorwaardelijke verplichtingen hebben geen betrekking op de grote stal, omdat die stal in de daarin bedoelde bijlage 1 niet is aangeduid als een te slopen stal.
Dit betekent dat het bestemmingsplan weliswaar woningbouw mogelijk maakt ter compensatie van de sloop van storende agrarische bebouwing, maar dat de grote stal niet ter compensatie hoeft te worden gesloopt. Daaruit zou kunnen worden afgeleid dat de raad die stal niet beschouwt als storende bebouwing, zoals [appellant sub 1] en de vereniging en anderen stellen.
13.2.  In het raadsvoorstel voor het herstelbesluit staat dat in de plantoelichting bij het op 23 december 2021 vastgestelde bestemmingsplan per abuis is blijven staan dat de grote stal niet gesloopt zou worden, maar getransformeerd. In verweer stelt de raad dat dit te maken heeft met een oorspronkelijk plan, dat later is verworpen, om de fundering en de spanten van de stal te gebruiken voor herbouw en transformatie. Uiteindelijk zou zijn besloten om de stal in zijn geheel - inclusief kelder en fundamenten - te slopen. Anders dan in de plantoelichting staat, wordt daarom niet 492 m2 aan overtollige agrarische bebouwing gesloopt, maar 1.427 m2 omdat ook de grote stal daarbij hoort. In het herstelbesluit zijn de plantoelichting en bijlage 1 bij de planregels op dit punt aangepast.
De Afdeling overweegt dat de raad in het herstelbesluit uitgaat van een andere compensatie dan de compensatie die in het op 23 december 2021 vastgestelde plan is toegestaan. Aangezien de raad stelt te hebben bedoeld nieuwe woningen toe te staan ter compensatie van de sloop van 1.427 m2 aan storende bebouwing op het perceel, maar dat niet heeft geregeld en toegelicht, is het besluit van 23 december 2021 in zoverre in strijd met artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb niet zorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd. Daarbij kan in het midden blijven of de raad voor de vaststelling van het bestemmingsplan op de hoogte was van een wijziging van het oorspronkelijke plan om de grote stal te transformeren, wat [appellant sub 1] en de vereniging en anderen betwisten. Ook kan in het midden blijven of de beoogde woningbouw kan worden gecompenseerd met de sloop van slechts 492 m2 aan agrarische bebouwing en of de grote stal is aan te merken als storende bebouwing in de zin van de PRV en de Uitvoeringsregeling.
13.3.  De betogen slagen.
14.     [appellant sub 1] en de vereniging en anderen hebben in hun beroepschriften ook gronden aangevoerd over de ontsluiting van het plangebied. Door de in het bestemmingsplan mogelijk gemaakte woningbouw zal de bestaande ontsluiting van de Drechthoeve volgens hen gaan functioneren als een drukke op- en afrit op de smalle dijk. Verder is de bestaande ontsluiting inclusief de op het perceel liggende toegangsweg volgens hen te smal voor tweerichtingsverkeer. Dit heeft consequenties voor de verkeersafwikkeling en de verkeersveiligheid. Zij betogen dat is nagelaten hiernaar onderzoek te doen en dat het bestemmingsplan op dit punt daarom niet zorgvuldig is voorbereid.
14.1.  Paragraaf 3.3 van de toelichting bij het op 23 december 2021 vastgestelde bestemmingsplan gaat over de gevolgen van het bestemmingsplan voor de verkeerssituatie op de Drechtdijk. Daarin is ingegaan op de berekende toename van het aantal verkeersbewegingen. Geconcludeerd is dat de Drechtdijk voldoende capaciteit heeft om de extra verkeersbewegingen op te vangen.
14.2.  In het raadsvoorstel voor het herstelbesluit staat dat het onderdeel ‘verkeer’ tot onduidelijkheid bij appellanten leidde. Daarom is besloten het verkeersonderzoek dat de gemeente gebruikelijk pas eist in de fase van de omgevingsvergunning ten behoeve van de uitvoering, naar voren te halen. Goudappel heeft het bedoelde verkeersonderzoek uitgevoerd en heeft daarvan verslag gedaan in een notitie van 18 juli 2022 over de ontsluiting van het plangebied en de verkeersveiligheid. In het herstelbesluit is de notitie van Goudappel verwerkt in paragraaf 3.3 van de plantoelichting en toegevoegd als bijlage bij de plantoelichting.
14.3.    De Afdeling overweegt dat in een bestemmingsplan niet hoeft te worden geregeld hoe een weg of ontsluiting verkeerstechnisch wordt ingericht. Verkeerstechnische aspecten hebben geen betrekking op het plan zelf, maar op de uitvoering daarvan. Dergelijke uitvoeringsaspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. In deze procedure komt echter in het kader van de uitvoerbaarheid van het plan wel aan de orde de vraag of de raad zich voldoende ervan heeft vergewist dat een aanvaardbare verkeerssituatie en verkeersafwikkeling in en om het plangebied bestaat of kan worden gerealiseerd (vergelijk de uitspraken van de Afdeling van 2 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:654, en 18 januari 2023,ECLI:NL:RVS:2023:194). Anders dan de raad lijkt te veronderstellen, is het dus niet zo dat een onderzoek naar verkeersveiligheid alleen een rol kan spelen bij de uitvoering van het plan.
In de inleiding van de notitie van Goudappel staat dat de gemeente Uithoorn naar aanleiding van een beroep tegen het bestemmingsplan heeft aangegeven dat een verdieping ten aanzien van de ontsluiting en de verkeersveiligheid noodzakelijk is. Uit deze passage en de verwerking van de notitie in het herstelbesluit, maakt de Afdeling op dat de raad zich er bij de vaststelling van het bestemmingsplan nog niet voldoende van had vergewist dat de ontsluiting van het plangebied niet leidt tot een verkeersonveilige situatie. Het onderdeel ‘verkeer’ in de plantoelichting was voor [appellant sub 1] en de vereniging en anderen ook niet onduidelijk, zoals in het raadsvoorstel staat, maar was volgens hen ontoereikend. Het besluit van 23 december 2021 is in zoverre in strijd met artikelen 3:2 van de Awb niet zorgvuldig voorbereid.
14.4.  Ook deze betogen slagen.
15.     Uit het voorgaande volgt dat de beroepen van [appellant sub 1] en de vereniging en anderen gegrond zijn en dat het besluit van 23 december 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan daarom moet worden vernietigd. Vernietiging van dat besluit leidt ook tot vernietiging van het herstelbesluit, omdat dit is genomen na de in artikel 12.8 van de Omgevingsverordening gestelde termijn en de PRV of de Omgevingsverordening geen zelfstandige juridische grondslag voor de door de raad gewenste ontwikkeling bood. Het was op dat moment in strijd met artikel 6.9 van de Omgevingsverordening om in een ruimtelijk plan te voorzien in de ontwikkeling van 18 woningen op het perceel [locatie] in De Kwakel.
16.     De Afdeling ziet geen aanleiding om inhoudelijk in te gaan op de overige beroepsgronden van [appellant sub 1] en de vereniging en anderen, omdat het onzeker is of de woningbouwontwikkeling alsnog planologisch mogelijk kan worden gemaakt. Zo is onzeker of de minister een vvgb zal willen verlenen en onzeker is ook of kan worden voldaan aan gewijzigde provinciale instructieregels voor woningbouw in het landelijk gebied.
Verwerking op de landelijke voorziening en proceskosten
17.     De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken op de landelijke voorziening.
18.     De raad moet de proceskosten van [appellant sub 1] vergoeden. De proceskosten van de vereniging en anderen hoeven niet te worden vergoed, omdat niet gebleken is dat zij kosten hebben gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart de beroepen gegrond;
II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Uithoorn van 23 december 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "RVR Drechthoeve De Kwakel";
III.      vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Uithoorn van 22 december 2022 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "RVR Drechthoeve De Kwakel";
IV.      draagt de raad van de gemeente Uithoorn op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II en III worden verwerkt op de landelijke voorziening;
V.       veroordeelt de raad van de gemeente Uithoorn tot vergoeding van de bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van zijn beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.775,79, waarvan € 1.750,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VI.      gelast dat de raad van de gemeente Uithoorn aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:
a.       €  184,00 aan [appellant sub 1];
b.       €  365,00 aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat;
c.       €  365,00 aan vereniging Groen en Leefbaar De Kwakel en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, mr. A.B. Blomberg en mr. M.M. Kaajan, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y.C. Visser, griffier.
w.g. Hoekstra
voorzitter
w.g. Visser
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2024
148
BIJLAGE
Wet luchtvaart
Artikel 8.8
1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke verordening voor een gebied dat is gelegen binnen het luchthavengebied of het beperkingengebied, wordt het luchthavenindelingbesluit in acht genomen.
[…].
Artikel 8.9
1. Bij de verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onderdeel a, onder 1°, 2° of 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het geldende bestemmingsplan wordt afgeweken en bij de toepassing van artikel 3.3, derde lid, van die wet wordt het luchthavenindelingbesluit in acht genomen.
[…]
3. Bij de toepassing van artikel 8.8, eerste lid, artikel 3.6, eerste lid, onderdeel a en b, van de Wet ruimtelijke ordening, en de artikelen genoemd in het eerste lid, kan van het besluit worden afgeweken indien van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu de verklaring is ontvangen dat hij tegen de afwijking geen bezwaar heeft.
[…]
Luchthavenindelingbesluit Schiphol
Artikel 1.1.1
1. In dit besluit wordt verstaan onder:
[…]
e. bestaand stedelijk gebied: gebied als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, onderdeel h, van het Besluit ruimtelijke ordening;
[…].
Artikel 2.2.1d
1. Op de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 5 zijn aangewezen, zijn buiten bestaand stedelijk gebied geen nieuwe woningbouwlocaties toegestaan.
2. Voor de gronden die op de kaart in bijlage 3 bij dit besluit met nummer 5 zijn aangewezen, motiveren gemeenten in de toelichting op het bestemmingsplan of in de onderbouwing van de omgevingsvergunning de wijze waarop rekening is gehouden met de mogelijke gevolgen van een vliegtuigongeval met meerdere slachtoffers op de grond als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen.
Besluit ruimtelijke ordening
Artikel 1.1.1
1. In dit besluit en de hierop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
h. bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur;
[…].
Omgevingsverordening NH2020, zoals deze luidde tot 1 januari 2023
Artikel 6.9 MRA landelijk gebied
1. Een ruimtelijk plan kan ter plaatse van het werkingsgebied MRA landelijk gebied niet voorzien in een kleinschalige woningbouwontwikkeling.
2. In afwijking van het eerste lid kan een ruimtelijk plan voorzien in functiewijziging van een stedelijke functie of van een agrarisch bouwperceel naar wonen in de vorm van maximaal twee burgerwoningen, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. ter plaatse van de bestaande stedelijke functie of het agrarisch bouwperceel is ten minste één bedrijfswoning planologisch toegestaan;
b. de functiewijziging naar een woonfunctie beperkt de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet;
c. de bestaande bedrijfsbebouwing op de overige gronden wordt gesloopt en aan deze gronden wordt een bestemming toegekend zonder bouwmogelijkheden; en
d. een tweede burgerwoning is alleen mogelijk als meer dan 1.500 m² grondoppervlakte aan bestaande bedrijfsbebouwing op het bestemmingsvlak wordt gesloopt.
[…].
Artikel 6.24 Woningen binnen de LIB 5 zone Schiphol
1. Voor zover een ruimtelijk plan nieuwe woningen toestaat op gronden die liggen ter plaatse van het werkingsgebied LIB 5 zone wordt in de toelichting op dat plan rekenschap gegeven van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die er toe hebben geleid om op de betreffende locatie nieuwe woningen te bestemmen.
2. Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de toelichting zoals bedoeld in het eerste lid.
Artikel 12.8 Overgangsbepaling ruimte voor ruimte
In afwijking van artikel 12.2 blijven artikel 16 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening en de op grond van dit artikel vastgestelde nadere regels van toepassing op een ruimtelijk plan waarvan het ontwerp vóór 1 januari 2021 ter inzage wordt gelegd met dien verstande dat het ruimtelijk plan vóór 1 januari 2022 wordt vastgesteld.
Provinciale Ruimtelijke Verordening
Artikel 2 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
[…]
aa. landellijk gebied: het gebied, niet zijnde bestaand stedelijk gebied, als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid onder h, van het Besluit ruimtelijke ordening;
[…].
Artikel 5c Kleinschalige ontwikkeling
1. Een bestemmingsplan maakt een kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied uitsluitend mogelijk binnen een bestaand bouwblok dat al voorziet in een stedelijke functie. Het aantal burgerwoningen mag hierbij niet toenemen.
[…]
3. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan voorzien in een kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied indien dit op grond van een ander artikel in deze verordening is toegestaan.
[…].
Artikel 5e Woningen binnen de 20 Ke-contour
1. Voor de gronden binnen de 20 Ke-contour, zoals aangegeven op kaart 11 en de digitale verbeelding ervan, kan een bestemmingsplan voorzien in nieuwe woningen, uitsluitend binnen het bestaand stedelijk gebied.
2. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan buiten bestaand stedelijk gebied voorzien in nieuwe woningen op de gronden binnen de 20 Ke-contour, zoals aangegeven op kaart 11 en de digitale verbeelding ervan:
a. die tot stand komen door toepassing van artikel 5c, artikel 13a, artikel 16, artikel 17 of artikel 26, eerste lid, onder c, of;
b. waarvoor een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart in samenhang met artikel 2.2.1e, vijfde lid, van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol is verleend, of;
c. die mogelijk worden gemaakt binnen de verstedelijkingslocaties als bedoeld in artikel 2.2.1e, derde lid, van het Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
3. Voor zover een bestemmingsplan nieuwe woningen toestaat op de gronden binnen de 20 Ke-contour, wordt in de toelichting van dat plan rekenschap gegeven van het feit dat op de betreffende locatie sprake is van geluid vanwege het luchtverkeer en worden de redenen vermeld die er toe hebben geleid om op de betreffende locatie nieuwe woningen te bestemmen, alsmede de uitkomsten van het onderzoek naar de maatschappelijke haalbaarheid hieromtrent.
Artikel 16 De Ruimte voor Ruimte
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 5c kan een bestemmingsplan kan voorzien in de mogelijkheid van nieuwe woningen ter compensatie van de sloop van storende agrarische bebouwing in het landelijk gebied als door deze ontwikkeling een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd.
2. Gedeputeerde staten stellen nadere regels omtrent het bepaalde in het eerste lid.
Uitvoeringsregeling ruimte voor ruimte 2015
Artikel 2
1. Voor de toepassing van deze regeling wordt onder storende bebouwing verstaan, door bedrijfsbeëindiging of verplaatsing leegstaande of leegkomende agrarische bebouwing:
a. die niet passend is in het landschap, of
b. die in verval is geraakt.
[…].
Artikel 3
1. Een bestemmingsplan kan voorzien in compensatiewoningen, mits niet meer woningen mogelijk worden gemaakt dan dat noodzakelijk is om de kosten voor het verwijderen van de storende bebouwing te compenseren.
[…].