ECLI:NL:RVS:2024:2432

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2024
Publicatiedatum
13 juni 2024
Zaaknummer
202302207/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 3 april 2023 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaarde. De vreemdeling had op 19 mei 2022 een aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had pas op 1 mei 2023 een besluit genomen, waarmee de vreemdeling het doel van zijn procedure had bereikt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat de vreemdeling geen belang meer had bij de beoordeling van het hoger beroep, aangezien het besluit inmiddels was genomen.

De Afdeling overwoog dat de staatssecretaris de beslistermijn rechtmatig had verlengd met negen maanden en dat hij binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit had genomen. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank had eerder de zaak niet-ontvankelijk verklaard, en de vreemdeling had tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld. De Afdeling stelde vast dat de procedure daarmee was afgerond en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden.

De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 13 juni 2024.

Uitspraak

202302207/1/V1.
Datum uitspraak: 13 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 3 april 2023 in zaak nr. NL22.26826 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 3 april 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Mercanoglu, advocaat te Almelo, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 1 mei 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van de vreemdeling afgewezen.
De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.
Overwegingen
Hoger beroep
1.       Toen de rechtbank uitspraak deed op het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van het besluit, had de staatssecretaris nog geen besluit genomen op zijn aanvraag van 19 mei 2022. Dat heeft de staatssecretaris bij het besluit van 1 mei 2023 wel gedaan. Met het nemen van dit besluit heeft de vreemdeling het doel van deze procedure bereikt. Hij heeft geen belang bij de beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de staatssecretaris met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De staatssecretaris heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De staatssecretaris hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden.
Besluit van 1 mei 2023
3.       De Afdeling stelt vast dat de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 2 juni 2023 uitspraak heeft gedaan op het beroep van de vreemdeling tegen het besluit van 1 mei 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8242. De vreemdeling heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij de Afdeling. De Afdeling heeft op 10 augustus 2023 uitspraak gedaan op dit hoger beroep, ECLI:NL:RVS:2023:3044. De procedure is daarmee afgerond.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Gazai
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2024
966