ECLI:NL:RVS:2024:2536

Raad van State

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
202207244/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en verzoek om proceskostenveroordeling in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 22 november 2022. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, heeft zijn hoger beroep ingetrokken na ontvangst van een schriftelijke uiteenzetting van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Gelijktijdig heeft hij verzocht om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Dit is gebaseerd op het feit dat de staatssecretaris, als gevolg van tijdsverloop, de asielaanvraag van de vreemdeling alsnog inhoudelijk heeft behandeld. Hierdoor is de staatssecretaris niet aan de vreemdeling tegemoetgekomen, en is het belang bij een uitspraak op het hoger beroep niet vervallen door zijn toedoen.

De Afdeling heeft het verzoek van de vreemdeling om proceskostenveroordeling afgewezen. De beslissing is genomen door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier. De uitspraak is openbaar gedaan op 21 juni 2024.

Uitspraak

202207244/1/V3.
Datum uitspraak: 21 juni 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van:
[de vreemdeling],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:75a van de Awb).
Procesverloop
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht, heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 22 november 2022 in zaak nr. NL22.3103.
Op verzoek van de Afdeling heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De vreemdeling heeft zijn hoger beroep ingetrokken en de Afdeling verzocht de staatssecretaris te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1.       De vreemdeling heeft zijn hoger beroep in reactie op de schriftelijke uiteenzetting van de staatssecretaris ingetrokken en gelijktijdig een verzoek gedaan om de staatssecretaris in de proceskosten te veroordelen (artikel 8:75 van de Awb). Daarvoor kan aanleiding bestaan als de staatssecretaris aan de vreemdeling tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep anderszins door zijn toedoen is vervallen (uitspraak van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855).
1.1.    De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. Hij heeft namelijk als gevolg van tijdsverloop de asielaanvraag alsnog inhoudelijk in behandeling genomen. Hij is dus niet aan de vreemdeling tegemoetgekomen. Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182. Evenmin is door zijn toedoen het belang van de vreemdeling bij een uitspraak op het hoger beroep vervallen.
2.       Het verzoek wordt afgewezen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2024
347