ECLI:NL:RVS:2024:2563
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel en verzoek voorlopige voorziening
Op 26 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 5 maart 2024 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Akkaya, heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, die op 29 mei 2024 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling heeft vervolgens hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had terecht en op goede gronden geoordeeld, en de motivering van de rechtbank werd overgenomen. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de staatssecretaris werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van de motivering van de rechtbank en bevestigt dat de afwijzing van de verblijfsvergunning asiel terecht was. De voorzieningenrechter heeft de beslissing openbaar uitgesproken, waarbij mr. C.M. Wissels als voorzieningenrechter en mr. D.I. van Kesteren als griffier aanwezig waren.