ECLI:NL:RVS:2024:2572
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- M.J.C. Beerse
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag inzake overdracht aan Italië
Op 26 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in het hoger beroep van twee vreemdelingen tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdelingen hadden in oktober 2023 beroep ingesteld tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hen had meegedeeld dat de termijn voor hun overdracht aan Italië nog niet was verstreken en dat zij niet bij voorbaat in de nationale procedure zouden worden opgenomen. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om van het beroep kennis te nemen, waarop de vreemdelingen hoger beroep instelden.
In de uitspraak van de Raad van State werd vastgesteld dat de staatssecretaris op 6 maart 2024 had laten weten dat de vreemdelingen nu wel in de nationale procedure werden opgenomen, omdat de overdrachtstermijn volgens de Dublinverordening was verstreken. Hierdoor was het doel van de procedure bereikt, en hadden de vreemdelingen geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep. Desondanks werd er gekeken naar de mogelijkheid om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De Raad van State oordeelde dat er geen aanleiding was voor een dergelijke veroordeling, omdat de staatssecretaris niet tegemoet was gekomen aan de vreemdelingen, maar hen enkel opnam in de nationale procedure omdat de termijn was verstreken.
De Raad van State verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk, wat betekent dat de zaak niet verder werd behandeld. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, griffier. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.