ECLI:NL:RVS:2024:2575
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake aanvraag verblijfsvergunning regulier
Op 26 juni 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 13 mei 2022 de aanvraag van de vreemdeling afgewezen. Hierop volgde een bezwaar dat door de staatssecretaris op 4 maart 2023 ongegrond werd verklaard. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, verklaarde op 11 januari 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ook ongegrond.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I. Özkara, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld. Echter, de Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat het hoger beroep niet gericht was tegen de uitspraak van de rechtbank, aangezien de vreemdeling niet had toegelicht waarom deze uitspraak onjuist zou zijn. Hierdoor kon de Afdeling geen inhoudelijk oordeel vellen over het hoger beroep, wat leidde tot de conclusie dat het hoger beroep niet-ontvankelijk was. De staatssecretaris werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden.
De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke onderbouwing van hoger beroep en de voorwaarden waaronder een hoger beroep ontvankelijk kan zijn. De beslissing werd genomen door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. J.R. Trox.