202306057/1/V1.
Datum uitspraak: 23 juli 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 28 augustus 2023 in zaak nr. NL23.17583 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 28 augustus 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Kalu-Mollema, advocaat te Zwolle, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 22 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd.
Overwegingen
Hoger beroep
1. Toen de rechtbank uitspraak deed op het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van het besluit, had de minister nog geen besluit genomen op haar aanvraag van 27 september 2022. Dat heeft de minister bij het besluit van 22 november 2023 wel gedaan. Met het door de minister nemen van dit besluit heeft de vreemdeling het doel van deze procedure bereikt. Zij heeft geen belang bij de beoordeling van het hoger beroep.
2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de minister met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De minister heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De minister hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden. Besluit 22 november 2023
3. De minister is in het besluit van 22 november 2023 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft desgevraagd niet meegedeeld dat zij zich niet met dat besluit kan verenigen. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, ontstaan waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.T. Gazai, griffier.
w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Gazai
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2024
966