ECLI:NL:RVS:2024:314
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 29 januari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag was op 1 juli 2022 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, had op 12 oktober 2022 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Hol, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van 17 januari 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:63) heeft de Afdeling eerder al ingegaan op de gevolgen van het arrest S en A voor het beleid van de staatssecretaris. De Afdeling oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende inzichtelijk had gemaakt hoe het onderzoek naar en de beoordeling van een door een vreemdeling gestelde politieke overtuiging en de daaruit voortvloeiende vrees voor vervolging plaatsvindt. Dit gebrek aan inzichtelijkheid maakte het voor de bestuursrechter onmogelijk om effectief te toetsen of de staatssecretaris zorgvuldig en deugdelijk motiveert in dergelijke gevallen.
In het huidige hoger beroep heeft de Afdeling geoordeeld dat de grief van de vreemdeling slaagt. Het hoger beroep is gegrond verklaard, de uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het besluit van 1 juli 2022 is eveneens vernietigd. De staatssecretaris is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 2.625,00 zijn vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.