ECLI:NL:RVS:2024:3152

Raad van State

Datum uitspraak
2 augustus 2024
Publicatiedatum
2 augustus 2024
Zaaknummer
202302815/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen inreisverbod van vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 2 augustus 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een inreisverbod dat door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Dit inreisverbod, dat op 11 november 2021 was uitgevaardigd, heeft een duur van tien jaar. De vreemdeling had eerder beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, die op 5 april 2023 het beroep ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.

De Raad van State heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de staatssecretaris deugdelijke motivering heeft gegeven voor het inreisverbod. De vreemdeling werd gezien als een actuele en ernstige bedreiging voor de fundamentele belangen van de samenleving. De rechtbank heeft ook terecht het algemene belang van de Nederlandse overheid zwaarder laten wegen dan de persoonlijke belangen van de vreemdeling.

Het hoger beroep is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier, en is openbaar uitgesproken op 2 augustus 2024.

Uitspraak

202302815/1/V3.
Datum uitspraak: 2 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 5 april 2023 in zaak nr. NL21.18669 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 11 november 2021 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een inreisverbod tegen de vreemdeling uitgevaardigd voor de duur van tien jaar.
Bij uitspraak van 5 april 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.H. Hekman, advocaat in Utrecht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht geoordeeld dat de minister zich bij het uitvaardigen van het zware inreisverbod deugdelijk gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat de vreemdeling een werkelijke, actuele en voldoende ernstige bedreiging vormt die een fundamenteel belang van de samenleving aantast. Ook heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat de minister aan het algemene belang gediend door de Nederlandse overheid niet ten onrechte meer gewicht heeft toegekend dan aan de persoonlijke belangen van de vreemdeling.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 2 augustus 2024
18-1058