ECLI:NL:RVS:2024:3176
Raad van State
- Hoger beroep
- J.Th. Drop
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling na intrekking hoger beroep in vreemdelingenzaak
In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 15 maart 2023. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.C. Smit, heeft het hoger beroep echter ingetrokken en tegelijkertijd verzocht om de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de proceskosten op basis van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen aangegeven dat er aanleiding kan zijn voor een proceskostenveroordeling als de minister aan de vreemdeling tegemoet is gekomen of als het belang bij een uitspraak op het hoger beroep door zijn toedoen is vervallen.
De minister had op 23 juni 2023 een aanvraag van de vreemdeling om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingewilligd. De Afdeling heeft vastgesteld dat de minister binnen de wettelijk gestelde termijn van vijftien maanden een besluit heeft genomen en dat de vreemdeling niet heeft aangegeven het niet eens te zijn met dit besluit. Hierdoor is er geen beroep van rechtswege ontstaan, wat betekent dat de Afdeling geen aanleiding ziet om de minister in de proceskosten te veroordelen.
Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek van de vreemdeling afgewezen, wat betekent dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.Th. Drop, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier, en is openbaar uitgesproken op 6 augustus 2024.