ECLI:NL:RVS:2024:3193
Raad van State
- Hoger beroep
- J. Schipper-Spanninga
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel en regulier
Op 7 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 13 januari 2023 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen. Tevens was de vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd geweigerd. De rechtbank had op 25 januari 2024 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar de rechtsgevolgen daarvan in stand gelaten. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.C. Pool, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de grieven van de vreemdeling niet leidden tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Daarnaast werd in de vijfde grief van de vreemdeling betoogd dat de belangenafweging van de minister in het kader van artikel 8 van het EVRM niet juist was. De Raad oordeelde dat de minister deugdelijk had gemotiveerd dat er geen familieleven bestond tussen de vreemdeling en zijn tante, en dat er geen hechte persoonlijke banden waren. Hierdoor was er geen noodzaak voor een belangenafweging.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A.M.J. Graat, griffier.