ECLI:NL:RVS:2024:3232
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen bewaring vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 27 juni 2024 de vreemdeling in bewaring heeft gesteld. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, heeft op 16 juli 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. S. Faber, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 12 augustus 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De Afdeling heeft ook geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling heeft eerder in een uitspraak van 24 juli 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:2979) een vergelijkbare rechtsvraag beantwoord, wat de reden was om in deze zaak niet anders te oordelen. De beslissing werd vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.P.G. van Bekhoven, griffier.