ECLI:NL:RVS:2024:3343

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
19 augustus 2024
Zaaknummer
202402919/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 10 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle. Op 3 mei 2024 heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, de afwijzing van de staatssecretaris vernietigd en bepaald dat er een nieuw besluit op de aanvraag moet worden genomen, met inachtneming van de uitspraak. De staatssecretaris heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 21 augustus 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde is, is eerder door de Afdeling beantwoord in een uitspraak van 26 juni 2024.

De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en stelt dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de asielaanvraag moet nemen. Daarbij moet de staatssecretaris onderzoeken of de aanvraag buiten behandeling kan worden gesteld of inhoudelijk moet worden behandeld. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.

Uitspraak

202402919/1/V2.
Datum uitspraak: 21 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 3 mei 2024 in zaak nr. NL23.32843 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 10 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 3 mei 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2604, over de werkwijze van de minister waarbij de minister asielaanvragen van vreemdelingen afwijst als kennelijk ongegrond als die vreemdelingen zonder geldige reden niet zijn verschenen bij het nader gehoor, terwijl zij daar wel voor zijn uitgenodigd). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister moet een nieuw besluit op de asielaanvraag nemen en daarbij onderzoeken of de aanvraag buiten behandeling kan worden gesteld of inhoudelijk moet worden behandeld. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024
915-1048