ECLI:NL:RVS:2024:3445

Raad van State

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
202307823/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep asielaanvraag vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Op 21 augustus 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 28 november 2023 de aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd gegrond verklaard en het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 16 mei 2023, waarin de aanvraag was afgewezen, vernietigd. De staatssecretaris was verplicht om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank.

In het hoger beroep heeft de Raad van State geoordeeld dat de uitspraak van de rechtbank niet vernietigd hoeft te worden. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Raad van State heeft daarbij verwezen naar een eerdere uitspraak van 26 juni 2024, waarin een vergelijkbare rechtsvraag was behandeld.

De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister van Asiel en Migratie is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in verband met de behandeling van het hoger beroep zijn gemaakt. De totale kosten bedragen € 875,00, welke geheel zijn toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Uitspraak

202307823/1/V2.
Datum uitspraak: 21 augustus 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
de minister van Asiel en Migratie,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-­Hertogenbosch, van 28 november 2023 in zaak nr. NL23.14707 in het geding tussen:
[de vreemdeling]
en
de minister.
Procesverloop
Bij besluit van 16 mei 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 28 november 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de staatssecretaris een nieuw besluit op de aanvraag neemt met inachtneming van de uitspraak.
Tegen deze uitspraak heeft de staatssecretaris hoger beroep ingesteld.
De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Habib-Portier, advocaat in Oss, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 26 juni 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2604, over de werkwijze van de minister waarbij asielaanvragen van vreemdelingen worden afgewezen als kennelijk ongegrond als die vreemdelingen zonder geldige reden niet zijn verschenen bij het nader gehoor, terwijl zij daar wel voor zijn uitgenodigd). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister moet een nieuw besluit op de asielaanvraag nemen en daarbij onderzoeken of de aanvraag buiten behandeling kan worden gesteld of inhoudelijk moet worden behandeld. De minister moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       veroordeelt de minister van Asiel en Migratie tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 875,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.L. Iedema, griffier.
w.g. Van Breda
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Iedema
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2024
915-1048