ECLI:NL:RVS:2024:3697

Raad van State

Datum uitspraak
13 september 2024
Publicatiedatum
13 september 2024
Zaaknummer
202305301/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 16 augustus 2023 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling had op 1 november 2022 een aanvraag ingediend, maar de minister had tot dat moment nog geen besluit genomen. Op 30 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid echter de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, waardoor de vreemdeling het doel van zijn procedure heeft bereikt. Hierdoor heeft hij geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat de vreemdeling geen procesbelang meer heeft. De minister had de beslistermijn rechtmatig verlengd en heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De vreemdeling heeft geen beroepsgronden ingediend tegen het besluit van 30 oktober 2023, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan dat nog beoordeeld moet worden.

De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De beslissing van de Afdeling bestuursrechtspraak is op 13 september 2024 openbaar uitgesproken, waarbij de vreemdeling vertegenwoordigd werd door zijn advocaat, mr. A. Saakjan.

Uitspraak

202305301/1/V1.
Datum uitspraak: 13 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 16 augustus 2023 in zaak nr. NL23.17364 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 16 augustus 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Saakjan, advocaat in Maastricht, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 30 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd.
Overwegingen
Hoger beroep
1.       Toen de rechtbank uitspraak deed op het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van het besluit, had de minister nog geen besluit genomen op zijn aanvraag van 1 november 2022. Dat heeft de minister bij besluit van 30 oktober 2023 wel gedaan. Met het door de minister nemen van dit besluit heeft de vreemdeling het doel van deze procedure bereikt. Hij heeft geen belang bij de beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de minister met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De minister heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De minister hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden.
Besluit 30 oktober 2023
3.       De minister is in het besluit van 30 oktober 2023 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft desgevraagd geen beroepsgronden ingediend tegen dat besluit. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege ontstaan, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.
w.g. De Moor-van Vugt
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van den Oosterkamp
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 september 2024
941