ECLI:NL:RVS:2024:3717

Raad van State

Datum uitspraak
17 september 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
202303392/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • B.P. Vermeulen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 25 mei 2023 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaarde. De vreemdeling had op 3 oktober 2022 een aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie had tot de uitspraak van de rechtbank nog geen besluit genomen. Op 20 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid echter de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd, wat de situatie heeft veranderd.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk is. Dit is gebaseerd op het feit dat de minister inmiddels een besluit had genomen op de aanvraag, waardoor de vreemdeling geen belang meer had bij het hoger beroep. De Afdeling heeft ook opgemerkt dat de minister rechtmatig de beslistermijn had verlengd en dat er geen proceskosten vergoed hoeven te worden. De vreemdeling heeft aangegeven het eens te zijn met het besluit van 20 oktober 2023, waardoor er geen beroep van rechtswege is ontstaan.

De uitspraak van de Raad van State is gedaan op 17 september 2024, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak heeft verklaard dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De uitspraak is vastgesteld door mr. B.P. Vermeulen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.

Uitspraak

202303392/1/V1.
Datum uitspraak: 17 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 25 mei 2023 in zaak nr. NL23.12145 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 25 mei 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. M.A. Krikke, advocaat in Bussum, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 20 oktober 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van de vreemdeling ingewilligd.
De vreemdeling heeft op verzoek van de Afdeling een nader stuk ingediend.
Overwegingen
Hoger beroep
1.       Toen de rechtbank uitspraak deed op het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit, had de minister nog geen besluit genomen op zijn aanvraag van 3 oktober 2022. Dat heeft de minister bij besluit van 20 oktober 2023 wel gedaan. Wat de vreemdeling aanvoert, schept geen belang voor het beoordelen van zijn hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de minister met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De minister heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De minister hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden.
Het besluit van 20 oktober 2023
3.       De minister is in het besluit van 20 oktober 2023 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft laten weten het eens te zijn met dit besluit. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege ontstaan, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. B.P. Vermeulen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Vermeulen
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2024
392