ECLI:NL:RVS:2024:3768

Raad van State

Datum uitspraak
23 september 2024
Publicatiedatum
19 september 2024
Zaaknummer
202304313/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.J.M. Ristra-Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag verblijfsvergunning asiel

In deze zaak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, die op 7 juli 2023 zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaarde. De vreemdeling had op 19 oktober 2022 een aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie had hierop nog geen besluit genomen ten tijde van de uitspraak van de rechtbank. Op 8 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid echter wel een besluit genomen, waarbij de aanvraag van de vreemdeling werd afgewezen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 23 september 2024 geoordeeld dat de vreemdeling met het besluit van de minister het doel van zijn procedure heeft bereikt. Hierdoor heeft hij geen belang meer bij de beoordeling van het hoger beroep. De Afdeling heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is overwogen dat de minister de beslistermijn rechtmatig heeft verlengd en dat er geen proceskosten hoeven te worden vergoed, aangezien de vreemdeling geen beroepsgronden heeft ingediend tegen het besluit van 8 december 2023.

De uitspraak is gedaan met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, en is openbaar uitgesproken op 23 september 2024. De zaak is geregistreerd onder nummer 202304313/1/V1.

Uitspraak

202304313/1/V1.
Datum uitspraak: 23 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, van 7 juli 2023 in zaak nr. NL23.13820 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen.
Bij uitspraak van 7 juli 2023 heeft de rechtbank dat beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Saakjan, advocaat in Maastricht, hoger beroep ingesteld.
Bij besluit van 8 december 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de aanvraag van de vreemdeling afgewezen.
Overwegingen
Hoger beroep
1.       Toen de rechtbank uitspraak deed op het beroep van de vreemdeling tegen het niet tijdig nemen van een besluit, had de minister nog geen besluit genomen op zijn aanvraag van 19 oktober 2022. Dat heeft de minister bij besluit van 8 december 2023 wel gedaan. Met het door de minister nemen van dit besluit heeft de vreemdeling het doel van deze procedure bereikt. Hij heeft geen belang bij de beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Op de door de Afdeling in de uitspraak van 8 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4125, gestelde prejudiciële vragen heeft het Hof van Justitie nog geen antwoord gegeven. De Afdeling is, gelet op wat zij in de hiervoor genoemde uitspraak onder 22 tot en met 25 heeft overwogen, van oordeel dat er rekening mee moet worden gehouden dat de minister met WBV 2022/22 de beslistermijn rechtmatig met negen maanden heeft verlengd. De minister heeft binnen vijftien maanden na indiening van de aanvraag een besluit genomen. De minister hoeft daarom geen proceskosten te vergoeden.
Besluit 8 december 2023
3.       De minister is in het besluit van 8 december 2023 geheel aan de aanvraag van de vreemdeling tegemoetgekomen. De vreemdeling heeft desgevraagd geen beroepsgronden ingediend tegen dat besluit. Gelet hierop is geen beroep van rechtswege ontstaan, als bedoeld in artikel 6:20, derde lid, in samenhang gelezen met artikel 6:24 van de Awb, waarop de Afdeling nog moet beslissen.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. M.J.M. Ristra-Peeters, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, griffier.
w.g. Ristra-Peeters
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Hanrath
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2024
941