ECLI:NL:RVS:2024:3820
Raad van State
- Herziening
- Rechtspraak.nl
Herziening van een uitspraak van de voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke procedure
Op 25 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de herzieningsprocedure van een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. De zaak betreft een verzoek van [verzoekster] om herziening van de uitspraak van 16 mei 2023, waarin haar verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter had in die uitspraak het hoger beroep van [verzoekster] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam ongegrond verklaard.
[Verzoekster] stelde dat de voorzieningenrechter een inhoudelijk onjuist oordeel had gegeven en vroeg de Afdeling om opnieuw naar de door haar aangeleverde stukken te kijken. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een eerder gevoerd debat te heropenen. De Afdeling benadrukte dat het enkele feit dat [verzoekster] het niet eens is met de eerdere uitspraak geen grond vormt voor toewijzing van een herzieningsverzoek.
De Afdeling heeft het verzoek om herziening afgewezen en bepaald dat het CAK geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 september 2024.