ECLI:NL:RVS:2024:3820

Raad van State

Datum uitspraak
25 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
202306505/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een uitspraak van de voorzieningenrechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 25 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in de herzieningsprocedure van een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter. De zaak betreft een verzoek van [verzoekster] om herziening van de uitspraak van 16 mei 2023, waarin haar verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen. De voorzieningenrechter had in die uitspraak het hoger beroep van [verzoekster] tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam ongegrond verklaard.

[Verzoekster] stelde dat de voorzieningenrechter een inhoudelijk onjuist oordeel had gegeven en vroeg de Afdeling om opnieuw naar de door haar aangeleverde stukken te kijken. De Afdeling heeft echter geoordeeld dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een eerder gevoerd debat te heropenen. De Afdeling benadrukte dat het enkele feit dat [verzoekster] het niet eens is met de eerdere uitspraak geen grond vormt voor toewijzing van een herzieningsverzoek.

De Afdeling heeft het verzoek om herziening afgewezen en bepaald dat het CAK geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 september 2024.

Uitspraak

202306505/1/A3.
Datum uitspraak: 25 september 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) op het verzoek van:
[verzoekster], wonend in Amsterdam,
verzoekster,
om herziening (artikel 8:119 van de Awb) van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 16 mei 2023, in zaak nrs. 202206886/1/A3 en 202206886/2/A3 (ECLI:NL:RVS:2023:1897).
Procesverloop
Bij uitspraak van 16 mei 2023, in zaak nrs. 202206886/1/A3 en 202206886/2/A3 (ECLI:NL:RVS:2023:1897) heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling het verzoek van [verzoekster] om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Awb) afgewezen en, met toepassing van artikel 8:86 van de Awb het hoger beroep van [verzoekster] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 22 november 2022, in zaak nr. 21/4847 (ECLI:NL:RBAMS:2022:6765) ongegrond verklaard.
[verzoekster] heeft de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien.
Geen van de partijen heeft binnen de gestelde termijn verklaard gebruik te willen maken van het recht op een zitting te worden gehoord, waarna de Afdeling het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.
Overwegingen
1.       [verzoekster] heeft verzocht om herziening van de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling. Volgens haar heeft de voorzieningenrechter een inhoudelijk onjuist oordeel gegeven. [verzoekster] vraagt de Afdeling opnieuw naar de door haar aangeleverde stukken te kijken.
2.       Artikel 8:119, eerste lid, van de Awb luidt:
"De bestuursrechter kan op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden."
3.       Het bijzondere rechtsmiddel herziening is niet bedoeld om een partij in de gelegenheid te stellen om het eerder al bij de voorzieningenrechter van de Afdeling gevoerde debat te heropenen, nadat is gebleken dat de aangevoerde feiten en omstandigheden niet tot het gewenste resultaat hebben geleid. Dat [verzoekster] het oneens is met de uitspraak van de voorzieningenrechter is geen grond voor toewijzing van een herzieningsverzoek.
4.       Het verzoek om herziening wordt afgewezen.
5.       Het CAK hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.H. Bangma, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Dijkshoorn, griffier.
w.g. Bangma
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Dijkshoorn
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2024