ECLI:NL:RVS:2024:3888
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 26 september 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling, die samen met haar minderjarige kinderen een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag was op 8 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, verklaarde op 1 mei 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.A. Blaas, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de uitspraak van de Raad van State werd onder andere ingegaan op de grief van de vreemdeling dat de rechtbank ten onrechte had overwogen dat zij in beroep niet had betoogd dat het toepasselijke beleid in algemene zin onredelijk was. De Raad van State oordeelde dat deze grief niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde. De Afdeling had eerder, in een uitspraak van 14 augustus 2024, geoordeeld dat de minister in zijn beleid een juiste bewijslastverdeling hanteert voor de beoordeling van het reële risico op ernstige schade voor teruggekeerde Syriërs.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 26 september 2024.