ECLI:NL:RVS:2024:3898
Raad van State
- Hoger beroep
- B.P. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning regulier voor vreemdeling
Op 27 september 2024 heeft de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 26 oktober 2021 de aanvraag afgewezen. De vreemdeling maakte bezwaar, maar dit werd op 14 december 2022 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Hierop volgde een beroep bij de rechtbank Den Haag, die op 27 september 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. C.M.G.M. Raafs, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld.
De Raad van State overwoog dat de grieven van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de belangenafweging van de minister in het kader van artikel 8 van het EVRM niet onterecht was. De minister had gemotiveerd dat er geen familieleven in de zin van artikel 8, eerste lid, van het EVRM bestond tussen de vreemdeling en zijn moeder. De minister was niet verplicht om een belangenafweging te maken, omdat er geen bijkomende elementen van afhankelijkheid waren vastgesteld.
Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. B.P. Vermeulen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.