ECLI:NL:RVS:2024:3925
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 31 oktober 2023 afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, heeft tegen deze afwijzing beroep aangetekend bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank verklaarde op 16 mei 2024 het beroep ongegrond, waarop de vreemdeling in hoger beroep ging.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 2 oktober 2024 uitspraak gedaan. In de overwegingen werd onder andere verwezen naar een eerdere uitspraak van 14 augustus 2024, waarin werd geoordeeld dat de minister in zijn beleid een juiste bewijslastverdeling hanteert voor vreemdelingen met de Syrische nationaliteit die na een eerder vertrek uit Syrië opnieuw naar en van dat land zijn gereisd. Dit oordeel werd bevestigd, en de eerste grief van de vreemdeling faalde.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De minister van Asiel en Migratie werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 2 oktober 2024.