ECLI:NL:RVS:2024:406
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen beëindiging tijdelijke bescherming vreemdeling op grond van Richtlijn Tijdelijke Bescherming
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd bepaald dat het recht op bescherming op 4 september 2023 zou eindigen. Dit besluit was gebaseerd op de Richtlijn 2001/55/EG, ook wel de Richtlijn Tijdelijke Bescherming genoemd, en het daarop gebaseerde Uitvoeringsbesluit (EU) 2022/382 van 4 maart 2022. De rechtbank Den Haag had eerder het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, maar de vreemdeling ging hiertegen in hoger beroep, vertegenwoordigd door mr. H.A. Limonard, advocaat te Joure.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 5 februari 2024 uitspraak gedaan. De Afdeling oordeelde dat de tijdelijke bescherming van derdelanders die rechtmatig verblijf hadden in Oekraïne en zich voor 19 juli 2022 in Nederland hadden ingeschreven, niet door de staatssecretaris kon worden beëindigd op de genoemde datum. Dit oordeel is gebaseerd op de eerder gegeven uitspraak van 17 januari 2024, waarin werd vastgesteld dat de tijdelijke bescherming van rechtswege eindigt op 4 maart 2024. De staatssecretaris moet nu bepalen hoe hij dit aan de vreemdeling meedeelt.
De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, het beroep van de vreemdeling werd gegrond verklaard en het besluit van 23 augustus 2023 werd vernietigd. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die in totaal € 2.625,00 bedragen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.