ECLI:NL:RVS:2024:4107
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitstel van vertrek
Op 11 oktober 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening in een vreemdelingenzaak. De zaak betreft aanvragen van vreemdelingen om uitstel van vertrek, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zijn afgewezen. De vreemdelingen hadden bezwaar gemaakt tegen deze besluiten, maar de staatssecretaris verklaarde deze bezwaren ongegrond. De rechtbank Den Haag heeft op 22 augustus 2024 in een eerdere uitspraak het beroep van vreemdeling 2 tegen een van de besluiten ongegrond verklaard, terwijl het beroep van vreemdeling 1 gegrond werd verklaard, wat leidde tot vernietiging van het besluit en de verplichting voor de minister om een nieuw besluit te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de minister van Asiel en Migratie hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening, waardoor het verzoek werd afgewezen. De minister is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdelingen, die in totaal € 875,00 bedragen, te wijten aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan op 11 oktober 2024.