ECLI:NL:RVS:2024:415
Raad van State
- Hoger beroep
- E. Steendijk
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag over de bewaring van een vreemdeling
Op 1 februari 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 22 december 2023. De vreemdeling was op 5 december 2023 in bewaring gesteld door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.M. Seth Paul, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
In de overwegingen van de Raad van State werd vastgesteld dat de eerste grief van de vreemdeling niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leidde, omdat de rechtbank op goede gronden tot haar oordeel was gekomen. De tweede grief, waarin de vreemdeling klaagde dat de rechtbank ten onrechte geen proceskosten had toegewezen, werd echter gegrond verklaard. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank de maximumduur van de ophouding had overschreden en dat dit aanleiding had moeten geven om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten.
De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank voor zover deze de staatssecretaris niet had veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling. De staatssecretaris werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, die in totaal € 2625,00 bedroegen, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd voor het overige bevestigd.