ECLI:NL:RVS:2024:4194
Raad van State
- Mondelinge uitspraak
- W. den Ouden
- F.B. van der Maesen de Sombreff
- R.F.I. de Lange
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om openbaarmaking documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant A] en [appellante B] tegen een uitspraak van de rechtbank Overijssel van 27 oktober 2022. De rechtbank had het beroep van appellanten ongegrond verklaard, waarbij het ging om een besluit van de minister van Financiën van 3 september 2021. Dit besluit betrof de afwijzing van hun verzoeken om openbaarmaking van documenten op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De minister had het bezwaar van appellanten tegen eerdere besluiten van 20 mei 2021, waarin hun verzoeken om openbaarmaking waren afgewezen, eveneens ongegrond verklaard.
De mondelinge uitspraak vond plaats op 9 oktober 2024, waarbij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de eerdere uitspraak van de rechtbank bevestigde. De Afdeling oordeelde dat de minister terecht de openbaarmaking van de documenten had geweigerd, omdat de informatie onder de geheimhoudingsplicht van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) valt. Deze bepaling staat openbaarmaking van de gevraagde informatie in de weg. De Afdeling verwijst naar vaste rechtspraak die stelt dat artikel 67, eerste lid, van de Awr een bijzondere openbaarmakingsregeling is die prevaleert boven de Wob.
De argumenten die [appellant A] en [appellante B] in hoger beroep naar voren hebben gebracht, gaven geen aanleiding om van deze rechtspraak af te wijken. De rechtbank had het beroep dan ook terecht ongegrond verklaard. De Afdeling verklaarde het hoger beroep ongegrond en besliste dat de minister geen proceskosten hoeft te vergoeden.