ECLI:NL:RVS:2024:4212

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
BRS.24.000341
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de bewaring van een vreemdeling door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, die op 11 september 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling was op 27 augustus 2024 door de minister van Asiel en Migratie in bewaring gesteld. De rechtbank had ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan. Het hoger beroep leidde niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Dit is in overeenstemming met artikel 91, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000.

Daarnaast werd opgemerkt dat de rechtsvraag die in het hoger beroep aan de orde was, eerder door de Afdeling was beantwoord in een uitspraak van 24 juli 2024. De Afdeling zag ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

BRS.24.000341
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, van 11 september 2024 in zaak nr. NL24.33758 in het geding tussen:
[de vreemdeling],
en
de minister van Asiel en Migratie
Procesverloop
Bij besluit van 27 augustus 2024 heeft de minister de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 11 september 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, advocaat in Breda, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder meer over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 24 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2979, onder 4.1 en 5, over de informatieplicht van de minister uit artikel 5.3, eerste lid, derde zin, van het Vb 2000). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       De Afdeling ziet ook ambtshalve geen reden om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van S. Nederhoff, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024
918