ECLI:NL:RVS:2024:4253
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen afwijzing uitstel van vertrek vreemdeling door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 19 januari 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om uitstel van vertrek afgewezen op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd op 24 mei 2024 door de staatssecretaris ongegrond verklaard. Vervolgens heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 5 september 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P. Scholtes, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 23 oktober 2024 uitspraak gedaan in deze zaak. Het hoger beroep is ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank in haar oordeel is bevestigd. De Afdeling heeft de motivering van de rechtbank overgenomen en aangegeven dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en onderstreept de rechtmatigheid van de afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.K. de Keizer, griffier.