ECLI:NL:RVS:2024:4267
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake inzage persoonsgegevens op basis van de AVG
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 oktober 2022. De zaak betreft een verzoek om inzage in persoonsgegevens, specifiek de adresgegevens van [appellant], ingediend bij de minister van Financiën. Op 23 juli 2021 heeft de minister het verzoek ingewilligd en de adresgegevens verstrekt, zoals deze in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn geregistreerd. De minister verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de minister hiermee voldaan had aan het verzoek op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).
[Appellant] is het niet eens met deze uitspraak en stelt dat de verstrekte adresgegevens niet kloppen. Hij betoogt dat er verschillende registraties van zijn woonadres bestaan in de computersystemen van de overheid, met verschillende afmetingen van het perceel. [Appellant] meent dat de minister niet aan zijn AVG-verzoek heeft voldaan, omdat de gegevens volgens hem afkomstig zijn van een onjuiste registratie in de BRP.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op zitting behandeld op 9 oktober 2024. De Afdeling oordeelt dat het verzoek van [appellant] niet gaat over gegevens die de afmetingen van het perceel kunnen aantonen, maar enkel om de adresgegevens. De minister heeft deze gegevens verstrekt, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat hiermee aan het AVG-verzoek is voldaan. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.