ECLI:NL:RVS:2024:4267

Raad van State

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
202206746/1/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake inzage persoonsgegevens op basis van de AVG

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 13 oktober 2022. De zaak betreft een verzoek om inzage in persoonsgegevens, specifiek de adresgegevens van [appellant], ingediend bij de minister van Financiën. Op 23 juli 2021 heeft de minister het verzoek ingewilligd en de adresgegevens verstrekt, zoals deze in de Basisregistratie Personen (BRP) zijn geregistreerd. De minister verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de minister hiermee voldaan had aan het verzoek op basis van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG).

[Appellant] is het niet eens met deze uitspraak en stelt dat de verstrekte adresgegevens niet kloppen. Hij betoogt dat er verschillende registraties van zijn woonadres bestaan in de computersystemen van de overheid, met verschillende afmetingen van het perceel. [Appellant] meent dat de minister niet aan zijn AVG-verzoek heeft voldaan, omdat de gegevens volgens hem afkomstig zijn van een onjuiste registratie in de BRP.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op zitting behandeld op 9 oktober 2024. De Afdeling oordeelt dat het verzoek van [appellant] niet gaat over gegevens die de afmetingen van het perceel kunnen aantonen, maar enkel om de adresgegevens. De minister heeft deze gegevens verstrekt, en de rechtbank heeft terecht geoordeeld dat hiermee aan het AVG-verzoek is voldaan. Het hoger beroep van [appellant] wordt ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

202206746/1/A3.
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland­-West­-Brabant van 13 oktober 2022 in zaak nr. 22/1497 in het geding tussen:
[appellant]
en
de minister van Financiën.
Procesverloop
Bij besluit van 23 juli 2021 heeft de minister het verzoek om inzage van persoonsgegevens als bedoeld in artikel 15 van de Algemene verordening persoonsgegevens (hierna: AVG) van [appellant] ingewilligd.
Bij besluit van 16 februari 2022 heeft de minister het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 13 oktober 2022 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft de zaak op zitting behandeld op 9 oktober 2024, waar [appellant] en de minister, vertegenwoordigd door mr. drs. I.A. Huppertz, zijn verschenen.
Overwegingen
1.       Bij brief van 25 januari 2021 heeft [appellant] de minister verzocht om inzage in zijn persoonsgegevens, namelijk de adresgegevens van zijn woning. Bij besluit van 23 juli 2021 heeft de minister het adres van [appellant] verstrekt met de schrijfwijze zoals de minister deze hanteert. De minister heeft daarbij vermeld dat de gegevens afkomstig zijn uit de Basisregistratie personen (hierna: BRP). De minister heeft het tegen het besluit van 23 juli 2021 gemaakte bezwaar van [appellant] ongegrond verklaard.
2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de minister met het verstrekken van het adres heeft voldaan aan het AVG-verzoek. [appellant] is het niet eens met de uitspraak van de rechtbank. Volgens [appellant] bestaan in de computersystemen van de overheid een aantal verschillende registraties van zijn woonadres, ieder met andere afmetingen van het perceel. [appellant] betoogt dat de minister niet heeft voldaan aan het AVG-verzoek, omdat de door de minister verstrekte adresgegevens volgens [appellant] niet kloppen. Volgens [appellant] zijn de adresgegevens die de minister gebruikt afkomstig van een onjuiste registratie van de adresgegevens in de BRP. De afmetingen van het in de BRP geregistreerde adres zouden namelijk verouderd zijn.
3.       Het verzoek van [appellant] gaat niet over gegevens waaruit de afmetingen van het perceel kunnen blijken. [appellant] heeft alleen verzocht om verstrekking van bij de minister aanwezige adresgegevens. De minister heeft die verstrekt. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de minister daarmee heeft voldaan aan het AVG-verzoek. Wat [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd geeft geen reden om aan het oordeel van de rechtbank te twijfelen. Als [appellant] de registratie van de afmetingen van zijn woning wil laten corrigeren, kan hij een verzoek daartoe richten tot het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg.
Het betoog slaagt niet.
4.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. den Ouden, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. F.B. van der Maesen de Sombreff, griffier.
w.g. Den Ouden
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Van der Maesen de Sombreff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2024
190-1114