ECLI:NL:RVS:2024:427

Raad van State

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
202301911/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • N. Verheij
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvraag werd op 9 juni 2022 afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, verklaarde het beroep van de vreemdeling op 21 maart 2023 ongegrond. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 1 februari 2024 geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende inzicht heeft gegeven in de beoordeling van de politieke overtuiging van de vreemdeling en de vrees voor vervolging. Dit gebrek aan transparantie maakt het voor de bestuursrechter onmogelijk om de zorgvuldigheid van het besluit te toetsen. De Afdeling heeft vastgesteld dat de tweede grief van de vreemdeling slaagt, wat leidt tot de conclusie dat het hoger beroep gegrond is.

De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het besluit van de staatssecretaris van 9 juni 2022 wordt eveneens vernietigd. De staatssecretaris is verplicht om opnieuw een besluit te nemen, rekening houdend met de feiten en omstandigheden die op dat moment gelden. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die zijn vastgesteld op € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.

Uitspraak

202301911/1/V2.
Datum uitspraak: 1 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 21 maart 2023 in zaak nr. NL22.10760 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 9 juni 2022 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, afgewezen.
Bij uitspraak van 21 maart 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, advocaat te Velp, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 17 januari 2024, ECLI:NL:RVS:2024:63, is de Afdeling ingegaan op de gevolgen van het arrest S en A voor het huidige beleid van de staatssecretaris. Daarbij heeft de Afdeling overwogen dat de staatssecretaris onvoldoende inzichtelijk heeft gemaakt op welke manier in algemene zin het onderzoek naar en de beoordeling van een door een vreemdeling gestelde politieke overtuiging en de daaruit volgende vrees voor vervolging plaatsvindt, als een vreemdeling stelt bij terugkeer te vrezen voor vervolging wegens het willen uiten van een politieke overtuiging en hij die overtuiging in het land van herkomst niet heeft geuit en deze tot nu toe nog niet heeft geleid tot negatieve belangstelling van de actor van vervolging. Hierdoor is het voor de bestuursrechter niet mogelijk om daadwerkelijk en effectief te toetsen hoe de staatssecretaris in dit soort gevallen het onderzoek en de beoordeling verricht en of concrete besluiten over een gestelde politieke overtuiging en de daaruit volgende vrees voor vervolging zorgvuldig worden voorbereid en deugdelijk worden gemotiveerd. Uit deze uitspraak volgt dat de tweede grief slaagt.
2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 9 juni 2022 wordt vernietigd. Omdat de staatssecretaris opnieuw een besluit op de aanvraag moet nemen en daarbij rekening moet houden met feiten en omstandigheden zoals die op dat moment zijn, is het niet nodig wat de vreemdeling verder in beroep en hoger beroep heeft aangevoerd te bespreken. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep gegrond;
II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 21 maart 2023 in zaak nr. NL22.10760;
III.      verklaart het beroep gegrond;
IV.     vernietigt het besluit van 9 juni 2022, V-[…]
V.      veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.625,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Aldus vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van M.E. van Laar LLM, griffier.
Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen
w.g. Van Laar
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2024
987