ECLI:NL:RVS:2024:4446
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag over de bewaring van een vreemdeling
Op 4 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 5 september 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Dit volgde op een besluit van de minister van Asiel en Migratie, die op 14 augustus 2024 de vreemdeling in bewaring had gesteld. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J.E. Groenenberg, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De reden hiervoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 24 juli 2024, waarin een vergelijkbare rechtsvraag is behandeld, en concludeert dat er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.
De Afdeling heeft ook ambtshalve geen reden gezien om de bewaring onrechtmatig te achten. Het hoger beroep is ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister is niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.