ECLI:NL:RVS:2024:4448
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel en verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 3 januari 2024 een aanvraag van een vreemdeling voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen. Deze afwijzing werd aangevuld met een besluit op 23 mei 2024. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank, die op 1 oktober 2024 het beroep gegrond verklaarde en het besluit van 23 mei 2023 gedeeltelijk vernietigde. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Kortrijk, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.
De Raad van State heeft vastgesteld dat de termijn voor het indienen van het hoger beroep op 8 oktober 2024 eindigde, maar dat het hogerberoepschrift na deze datum is ontvangen. Hierdoor is het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening is eveneens afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de aangevoerde redenen van de vreemdeling niet voldoende zijn om het hoger beroep alsnog in behandeling te nemen. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 5 november 2024, waarbij mr. H.G. Sevenster de uitspraak heeft vastgesteld in tegenwoordigheid van L.W. Lagaaij LLM, griffier.