ECLI:NL:RVS:2024:4463
Raad van State
- Hoger beroep
- M. Den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing verblijfsvergunning asiel
Op 6 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De aanvragen waren op 19 april 2023 afgewezen. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. I.M. Zuidhoek, hadden eerder bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, beroep ingesteld tegen deze afwijzing, maar hun beroepen werden op 6 juli 2023 ongegrond verklaard.
In de uitspraak van de Raad van State werd overwogen dat het aan de vreemdelingen is om aannemelijk te maken dat de door hen gestelde dreiging nog steeds actueel is. De rechtbank had terecht geoordeeld dat de minister van Asiel en Migratie zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de bedreigingen tegen de vader van de vreemdelingen, die na 2012 zouden hebben plaatsgevonden, niet geloofwaardig zijn. De minister had daarbij niet alleen gekeken naar de terugkeer van de vreemdelingen naar Irak, maar ook naar hun verklaringen over de periode na hun terugkeer.
De Raad van State oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De minister werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum, 6 november 2024, door mr. M. Den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T. Toonen, griffier.