ECLI:NL:RVS:2024:4512
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie
Op 8 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 15 oktober 2024 geoordeeld dat de vrijheidsontnemende maatregel die op 20 september 2024 aan de vreemdeling was opgelegd, onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en kende schadevergoeding toe. De minister ging in hoger beroep, maar de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad oordeelde dat het hoger beroep geen nieuwe vragen opwierp die relevant waren voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De eerder door de Afdeling beantwoorde rechtsvraag over grensdetentie van Oekraïners was van toepassing. De Raad van State oordeelde dat de maatregel vanaf het begin onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was voor ambtshalve toetsing. De minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand.