ECLI:NL:RVS:2024:452

Raad van State

Datum uitspraak
6 februari 2024
Publicatiedatum
6 februari 2024
Zaaknummer
202307214/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. den Heyer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen intrekking verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 26 oktober 2023 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had eerder, op 25 februari 2022, de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken. Dit besluit werd genomen onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid'. De vreemdeling had bezwaar gemaakt tegen deze intrekking, maar dit bezwaar werd op 6 december 2022 door de staatssecretaris ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had gehandeld, omdat de ex-partner van de vreemdeling op 17 september 2021 had gemeld dat de relatie was verbroken. De vreemdeling betoogde dat hij had geprobeerd de relatie te herstellen, maar kon niet onderbouwen dat dit ook daadwerkelijk was gebeurd. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had terecht overwogen dat de intrekking van de verblijfsvergunning op de juiste gronden was gebeurd en dat er geen vragen waren die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden.

De beslissing van de Raad van State houdt in dat de uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. De uitspraak werd openbaar gedaan op 6 februari 2024.

Uitspraak

202307214/1/V2.
Datum uitspraak: 6 februari 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 26 oktober 2023 in zaak nr. NL22.26593 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
Procesverloop
Bij besluit van 25 februari 2022 heeft de staatssecretaris de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd ingetrokken.
Bij besluit van 6 december 2022 heeft de staatssecretaris het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 26 oktober 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, advocaat te Tilburg, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat de staatssecretaris de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid' van de vreemdeling per 17 september 2021 terecht heeft ingetrokken. De rechtbank heeft daarbij terecht in haar oordeel betrokken dat de ex-partner van de vreemdeling met het meldingsformulier van 17 september 2021 aan de staatssecretaris te kennen heeft gegeven dat de relatie met de vreemdeling is verbroken. Ook heeft de rechtbank terecht overwogen dat de staatssecretaris bij de datum van de intrekking terecht van de datum van dat meldingsformulier is uitgegaan. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 27 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:966, onder 5.1. De vreemdeling betoogt dat hij heeft geprobeerd om de relatie te herstellen, maar hij heeft niet onderbouwd dat die relatie is hersteld.
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.P.M. Zwinkels, griffier.
w.g. Den Heyer
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Zwinkels
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 februari 2024
992