ECLI:NL:RVS:2024:4547
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen uitnodiging presentatie bij Nigeriaanse autoriteiten
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 5 juli 2024 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling was uitgenodigd voor een presentatie bij de diplomatieke vertegenwoordiger van Nigeria, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde het bezwaar van de vreemdeling tegen deze uitnodiging niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen belang meer had bij een uitspraak over de vraag of de presentatie een feitelijke handeling was waartegen bezwaar kon worden gemaakt, omdat de presentatie was opgeschort en de vreemdeling inmiddels een verblijfsvergunning had verkregen.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had terecht overwogen dat de vreemdeling geen belang meer had bij de procedure, aangezien hij niet met uitzetting werd bedreigd. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 november 2024.