ECLI:NL:RVS:2024:4547

Raad van State

Datum uitspraak
8 november 2024
Publicatiedatum
11 november 2024
Zaaknummer
202404627/1/V2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdeling tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar tegen uitnodiging presentatie bij Nigeriaanse autoriteiten

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een vreemdeling tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, die op 5 juli 2024 het beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk heeft verklaard. De vreemdeling was uitgenodigd voor een presentatie bij de diplomatieke vertegenwoordiger van Nigeria, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid verklaarde het bezwaar van de vreemdeling tegen deze uitnodiging niet-ontvankelijk. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling geen belang meer had bij een uitspraak over de vraag of de presentatie een feitelijke handeling was waartegen bezwaar kon worden gemaakt, omdat de presentatie was opgeschort en de vreemdeling inmiddels een verblijfsvergunning had verkregen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep ongegrond was. De rechtbank had terecht overwogen dat de vreemdeling geen belang meer had bij de procedure, aangezien hij niet met uitzetting werd bedreigd. De Raad van State oordeelde dat het hogerberoepschrift geen vragen bevatte die in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling beantwoord moesten worden. De minister van Asiel en Migratie hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 8 november 2024.

Uitspraak

202404627/1/V2.
Datum uitspraak: 8 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 5 juli 2024 in zaak nr. NL22.23255 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie
Procesverloop
Bij brief van 19 april 2022 heeft de Dienst Terugkeer & Vertrek de vreemdeling uitgenodigd voor een presentatie bij de diplomatieke vertegenwoordiger van Nigeria.
Bij besluit van 20 oktober 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 5 juli 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Saakjan, advocaat in Maastricht, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De rechtbank heeft namelijk terecht overwogen dat de vreemdeling geen belang meer heeft bij een antwoord op de vraag of een presentatie bij de autoriteiten van het land van herkomst een feitelijke handeling is in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000 waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank heeft daarbij terecht betrokken dat de geplande presentatie van de vreemdeling bij de Nigeriaanse autoriteiten is opgeschort en dat deze niet heeft plaatsgevonden. Ook zal deze niet meer plaatsvinden, omdat de vreemdeling inmiddels een verblijfsvergunning heeft en niet met uitzetting wordt bedreigd. Anders dan de vreemdeling met zijn hoger beroep beoogt, is de bestuursrechter niet gehouden uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 4 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4013, onder 2.1).
1.1.    Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
3.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door van mr. J.J.W.P. van Gastel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, griffier.
w.g. Van Gastel
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Prins
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 november 2024
363-1132