ECLI:NL:RVS:2024:4580
Raad van State
- Hoger beroep
- N. Verheij
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen niet in behandeling nemen aanvraag verblijfsvergunning asiel
Op 16 april 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van een vreemdeling om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen. De vreemdeling heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's-Hertogenbosch. Op 18 juni 2024 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.L.M. Stieger, heeft vervolgens hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De minister van Asiel en Migratie heeft op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen verstrekt.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 13 november 2024 uitspraak gedaan in het hoger beroep. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel is niet verder gemotiveerd, omdat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden. De Afdeling verwijst naar een eerdere uitspraak van 4 september 2024, waarin een vergelijkbare rechtsvraag is behandeld.
Uiteindelijk is het hoger beroep ongegrond verklaard en wordt de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De beslissing is vastgesteld door mr. N. Verheij, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 13 november 2024.