ECLI:NL:RVS:2024:4581
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake asielaanvraag vreemdeling
Op 13 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van de minister van Asiel en Migratie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een vreemdeling die op 4 juli 2022 een eerste asielaanvraag indiende, welke niet in behandeling werd genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk was op basis van de Dublinverordening. De uiterlijke overdrachtstermijn voor deze aanvraag verstreek op 20 april 2023. Voor die datum diende de vreemdeling op 11 januari 2023 een tweede asielaanvraag in. De minister had de vreemdeling tot 20 april 2023 kunnen overdragen, maar heeft dit nagelaten, waardoor Nederland verantwoordelijk werd voor de behandeling van de asielaanvraag.
De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van de vreemdeling gegrond en vernietigde het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de aanvraag niet in behandeling te nemen. De minister ging in hoger beroep, maar de Afdeling bestuursrechtspraak oordeelde dat de minister geen belang meer had bij de beoordeling van het hoger beroep. De minister had gewezen op de precedentwerking van een arrest van het Hof van Justitie, maar de Afdeling had al eerder uitleg gegeven aan dit arrest in een andere uitspraak.
Uiteindelijk verklaarde de Afdeling het hoger beroep niet-ontvankelijk en besloot dat de minister geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.