ECLI:NL:RVS:2024:4634
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verblijfsvergunning
Op 13 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening door een vreemdeling. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie op 13 augustus 2024 niet in behandeling werd genomen. De rechtbank Den Haag verklaarde op 7 november 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond, waarna de vreemdeling hoger beroep instelde en verzocht om een voorlopige voorziening.
De vreemdeling vroeg de voorzieningenrechter om te bepalen dat hij niet zou worden overgedragen totdat er op het hoger beroep was beslist, en om opvang en verstrekkingen te ontvangen. De voorzieningenrechter overwoog dat het hoger beroep nader onderzoek vereist, vooral in het licht van andere zaken die op 10 december 2024 behandeld zullen worden, die betrekking hebben op het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor België bij asielaanvragen van niet-kwetsbare alleenstaande mannen. Gezien deze omstandigheden besloot de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening te treffen.
In de beslissing werd bepaald dat de vreemdeling niet zou worden overgedragen totdat er op het hoger beroep was beslist. Tevens werd de minister van Asiel en Migratie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd gedaan door mr. J.H. van Breda, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.