ECLI:NL:RVS:2024:4683

Raad van State

Datum uitspraak
18 november 2024
Publicatiedatum
18 november 2024
Zaaknummer
202406660/1/V3 en 202406660/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In deze zaak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 24 oktober 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaarde. De vreemdeling had eerder een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister op 25 november 2022 niet in behandeling werd genomen. De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 18 november 2024 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening en het hoger beroep.

De voorzieningenrechter oordeelde dat het hoger beroep niet leidt tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. De redenen hiervoor zijn dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming in het algemeen beantwoord moeten worden. Bovendien werd opgemerkt dat de rechtsvraag die aan de orde is eerder door de Afdeling is beantwoord, waardoor er geen aanleiding is om in dit geval anders te oordelen.

Uiteindelijk werd het hoger beroep ongegrond verklaard en werd de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. J.M. Willems, in aanwezigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.

Uitspraak

202406660/1/V3 en 202406660/2/V3.
Datum uitspraak: 18 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats 's­Hertogenbosch, van 24 oktober 2024 in zaak nr. NL22.24296 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 25 november 2022 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 24 oktober 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A. Khalaf, advocaat in Zwolle, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Overwegingen
1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).
1.1.    Het hoger beroep gaat onder andere over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 4 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3455, onder 4-4.4, over het arrest van het Hof van Justitie van 29 februari 2024, X, ECLI:EU:C:2024:195, en de bewijslastverdeling in Dublinzaken). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.
2.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        bevestigt de aangevallen uitspraak;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Willems, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.W.A. Weber, griffier.
w.g. Willems
voorzieningenrechter
w.g. Weber
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 18 november 2024
846-1073