ECLI:NL:RVS:2024:4704
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd aan vreemdeling
Op 20 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had in eerste instantie beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die op 22 maart 2024 een vrijheidsontnemende maatregel had opgelegd. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling bestuursrechtspraak heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de bewaring van de vreemdeling vanaf het begin onrechtmatig was. De minister had de vreemdeling ten onrechte in grensdetentie geplaatst op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De vreemdeling, die Oekraïense nationaliteit heeft, had een beroep gedaan op de Richtlijn tijdelijke bescherming, en volgens een eerdere uitspraak van de Afdeling mocht hij niet in grensdetentie worden geplaatst. De rechtbank had dit onterecht geoordeeld.
Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De vreemdeling heeft recht op schadevergoeding voor de periode van 22 maart 2024 tot en met 26 maart 2024, en de minister van Asiel en Migratie is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De totale schadevergoeding bedraagt € 500,00, en de proceskosten worden vastgesteld op € 1.750,00, te betalen door de minister. De uitspraak is gedaan door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van griffier mr. A.M. van Meurs-Heuvel.