ECLI:NL:RVS:2024:4705
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming van een Oekraïense vreemdeling in grensdetentie
Op 20 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 22 maart 2024 een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd gekregen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De rechtbank had het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. I. Wudka, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld.
De Afdeling heeft ambtshalve vastgesteld dat de bewaring van de vreemdeling vanaf het begin onrechtmatig was. De minister had de vreemdeling ten onrechte in grensdetentie geplaatst op basis van artikel 6, derde lid, van de Vw 2000. De vreemdeling, die Oekraïense nationaliteit heeft, had een beroep gedaan op de Richtlijn 2001/55/EG, die tijdelijke bescherming biedt. De Afdeling oordeelde dat de minister niet bevoegd was om de vreemdeling in grensdetentie te plaatsen, in tegenstelling tot de eerdere uitspraak van de rechtbank.
Het hoger beroep is gegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is vernietigd. De vreemdeling heeft recht op schadevergoeding, die is vastgesteld op € 500,00 voor de periode van 22 maart 2024 tot en met 26 maart 2024. Daarnaast moet de minister van Asiel en Migratie de proceskosten van de vreemdeling vergoeden, tot een bedrag van € 1.750,00, dat geheel is toe te rekenen aan beroepsmatige rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. M. den Heyer, lid van de enkelvoudige kamer, in aanwezigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, griffier.