ECLI:NL:RVS:2024:4706
Raad van State
- Hoger beroep
- M. den Heyer
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdeling tegen vrijheidsontnemende maatregel opgelegd door staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Op 20 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een vrijheidsontnemende maatregel die op 22 maart 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De vreemdeling, die Oekraïense nationaliteit heeft, was in grensdetentie geplaatst op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank Den Haag had op 13 mei 2024 het beroep van de vreemdeling ongegrond verklaard, maar de Afdeling oordeelde dat deze detentie onrechtmatig was. Dit oordeel was gebaseerd op een eerdere uitspraak van de Afdeling waarin werd vastgesteld dat Oekraïners die een beroep doen op de Richtlijn tijdelijke bescherming niet op grond van de genoemde wet in grensdetentie mogen worden geplaatst.
De Afdeling verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank. De vreemdeling had recht op schadevergoeding voor de periode van 22 maart 2024 tot en met 26 maart 2024, en de minister van Asiel en Migratie werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 500,00, en de proceskosten op € 1.750,00, te betalen door de minister. De uitspraak benadrukt de bescherming van vreemdelingenrechten en de noodzaak voor de overheid om zich aan de geldende wetgeving te houden.