ECLI:NL:RVS:2024:4828

Raad van State

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
25 november 2024
Zaaknummer
202405785/1/V3 en 202405785/2/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak na niet-ontvankelijk verklaring

Op 25 november 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vreemdeling die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had deze aanvraag op 22 juli 2024 niet in behandeling genomen. De rechtbank had op 6 september 2024 het beroep van de vreemdeling tegen deze beslissing ongegrond verklaard. De vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, heeft hiertegen hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.

In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd vastgesteld dat de vreemdeling Nederland uit eigen beweging had verlaten, wat door de minister was bevestigd in een brief van 1 oktober 2024. De gemachtigde van de vreemdeling had geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op deze informatie. Hierdoor concludeerde de Afdeling dat de vreemdeling geen belang meer had bij een beoordeling van het hoger beroep, aangezien hij niet langer bescherming in Nederland zocht.

De voorzieningenrechter verklaarde het hoger beroep niet-ontvankelijk en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. De minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder ECLI:NL:RVS:2024:4828.

Uitspraak

202405785/1/V3 en 202405785/2/V3.
Datum uitspraak: 25 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 92 van de Vw 2000, op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, van 6 september 2024 in zaak nr. NL24.29233 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.
Bij uitspraak van 6 september 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. E.H. Bokhorst, advocaat in Veenendaal, hoger beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De minister heeft een nader stuk ingediend en op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven.
Overwegingen
1.       De minister heeft de Afdeling bij brief van 1 oktober 2024 desgevraagd laten weten dat de vreemdeling uit eigen beweging Nederland heeft verlaten. De gemachtigde van de vreemdeling is in de gelegenheid gesteld hierop te reageren en toe te lichten of hij contact heeft onderhouden met de vreemdeling over zijn verblijfplaats en de verdere voortgang van deze procedure, maar heeft daar geen gebruik van gemaakt. Daaruit leidt de Afdeling af dat de vreemdeling niet langer bescherming in Nederland zoekt. Daarom heeft de vreemdeling geen belang bij een beoordeling van het hoger beroep.
2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I.        verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
II.       wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, griffier.
w.g. Sevenster
voorzieningenrechter
w.g. Dallinga
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2024
18-1023