ECLI:NL:RVS:2024:4854

Raad van State

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
202405808/1/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen de maatregel van bewaring van een vreemdeling

Op 27 november 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van een vreemdeling tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg. De rechtbank had op 10 september 2024 het beroep van de vreemdeling tegen het voortduren van de maatregel van bewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De vreemdeling was in bewaring gesteld op 5 mei 2024 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

In het hoger beroep voerde de vreemdeling aan dat er redenen waren om het hoger beroep in behandeling te nemen, maar de Raad van State oordeelde dat het verbod op hoger beroep in deze zaak niet doorbroken kon worden. De wetgeving, specifiek artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000, staat geen hoger beroep toe tegen de beslissing over het voortduren van de maatregel van bewaring, tenzij er sprake is van een onterecht proces. De Raad van State concludeerde dat er geen sprake was van een onterecht proces en dat de overschrijding van de termijnen door de rechtbank niet voldoende was om het hoger beroep te rechtvaardigen.

De Raad van State verklaarde zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen en besliste dat de minister van Asiel en Migratie geen proceskosten hoefde te vergoeden. Deze uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de wetgeving omtrent het hoger beroep in vreemdelingenzaken en de waarborgen voor een eerlijk proces.

Uitspraak

202405808/1/V3.
Datum uitspraak: 27 november 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[de vreemdeling],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 10 september 2024 in zaak nr. NL24.33322 in het geding tussen:
de vreemdeling
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij besluit van 5 mei 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid de vreemdeling in bewaring gesteld.
Bij uitspraak van 10 september 2024 heeft de rechtbank het tegen het voortduren van de maatregel van bewaring door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen
Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. F. Boone, advocaat in Rotterdam, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over het voortduren van de maatregel van bewaring (artikel 96 van de Vw 2000). Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder a, van de Vw 2000).
2.       Wat de vreemdeling in hoger beroep aanvoert, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dat de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, vaker de termijnen van artikel 96 van de Vw 2000 overschrijdt en de rechtbank bij de toetsing van die overschrijding een onjuiste maatstaf zou hanteren, is daarvoor geen grond. In geval van de vreemdeling is de overschrijding van de termijn van artikel 96, tweede lid, van de Vw 2000, niet zodanig dat er geen eerlijk proces is geweest.
3.       De Afdeling is onbevoegd van het hoger beroep kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.I. Schipper, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Schipper
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2024
872-1122