ECLI:NL:RVS:2024:4953
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J.M. Ristra-Peeters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak
Op 3 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin een vreemdeling in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De vreemdeling had op 16 september 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De rechtbank verklaarde het beroep van de vreemdeling op 5 november 2024 ongegrond. Hierop heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. A.W. IJland, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank had op goede gronden geoordeeld en de voorzieningenrechter nam de motivering van de rechtbank over. Het hogerberoepschrift bevatte geen vragen die in het belang van de rechtseenheid, rechtsontwikkeling of rechtsbescherming beantwoord moesten worden. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, en de minister werd niet verplicht om proceskosten te vergoeden.
De uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag, 3 december 2024, en is daarmee een belangrijke beslissing in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht, waarbij de rechtsbescherming van de vreemdeling in het geding was.