ECLI:NL:RVS:2024:5059

Raad van State

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
202406407/1/V1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H.G. Sevenster
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing visumaanvraag door minister van Buitenlandse Zaken

Op 9 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een visum voor kort verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken. De aanvragen waren op 4 april 2023 afgewezen, waarna de minister op 8 mei 2024 het bezwaar van de vreemdelingen ongegrond verklaarde. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 25 september 2024 het beroep van de vreemdelingen tegen deze beslissing ook ongegrond. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. H.J. Janse, hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State overwoog dat de uitspraak van de rechtbank betrekking had op een visum voor een verblijf van 90 dagen of minder, waarvoor volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000 geen hoger beroep mogelijk is. De aangevoerde argumenten door de vreemdelingen waren niet voldoende om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, aangezien het verbod op hoger beroep alleen kan worden doorbroken in gevallen van een niet eerlijk proces, wat hier niet aan de orde was.

Daarom verklaarde de Afdeling bestuursrechtspraak zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister van Buitenlandse Zaken werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van griffier mr. Q. Boon.

Uitspraak

202406407/1/V1.
Datum uitspraak: 9 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 25 september 2024 in zaak nr. NL24.15641 in het geding tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Buitenlandse Zaken.
Procesverloop
Bij besluiten van 4 april 2023 heeft de minister aanvragen om de vreemdelingen een visum voor kort verblijf te verlenen, afgewezen.
Bij besluit van 8 mei 2024 heeft de minister het daartegen door de vreemdelingen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 september 2024 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. H.J. Janse, advocaat in Groningen, hoger beroep ingesteld.
Overwegingen
1.       De uitspraak van de rechtbank gaat over een visum voor een verblijf van 90 dagen of minder. Hiertegen kan geen hoger beroep worden ingesteld (artikel 84, aanhef en onder b, van de Vw 2000).
1.1.    Wat de vreemdelingen in hoger beroep aanvoeren, is geen reden om het hoger beroep toch in behandeling te nemen. Het verbod op hoger beroep kan alleen worden doorbroken als er geen eerlijk proces is geweest. Dit doet zich hier niet voor.
2.       De Afdeling is onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen.
Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.
w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Boon
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024
977