ECLI:NL:RVS:2024:5059
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van vreemdelingen tegen afwijzing visumaanvraag door minister van Buitenlandse Zaken
Op 9 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een hoger beroep van twee vreemdelingen tegen de afwijzing van hun aanvragen voor een visum voor kort verblijf door de minister van Buitenlandse Zaken. De aanvragen waren op 4 april 2023 afgewezen, waarna de minister op 8 mei 2024 het bezwaar van de vreemdelingen ongegrond verklaarde. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, verklaarde op 25 september 2024 het beroep van de vreemdelingen tegen deze beslissing ook ongegrond. De vreemdelingen, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. H.J. Janse, hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.
De Raad van State overwoog dat de uitspraak van de rechtbank betrekking had op een visum voor een verblijf van 90 dagen of minder, waarvoor volgens artikel 84 van de Vreemdelingenwet 2000 geen hoger beroep mogelijk is. De aangevoerde argumenten door de vreemdelingen waren niet voldoende om het hoger beroep toch in behandeling te nemen, aangezien het verbod op hoger beroep alleen kan worden doorbroken in gevallen van een niet eerlijk proces, wat hier niet aan de orde was.
Daarom verklaarde de Afdeling bestuursrechtspraak zich onbevoegd om van het hoger beroep kennis te nemen. De minister van Buitenlandse Zaken werd niet verplicht om de proceskosten te vergoeden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van griffier mr. Q. Boon.