ECLI:NL:RVS:2024:5163
Raad van State
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep en verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak betreffende overdracht aan Bulgarije
Op 13 december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak waarin de minister van Asiel en Migratie in hoger beroep ging tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 7 oktober 2024 het beroep van een vreemdeling tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat zijn bezwaar tegen feitelijke overdracht aan Bulgarije niet-ontvankelijk was, eveneens niet-ontvankelijk verklaard. De vreemdeling had ook een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, die door de staatssecretaris niet in behandeling was genomen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het besluit van 6 maart 2024 gegrond en vernietigde dit besluit, met de opdracht aan de minister om een nieuw besluit te nemen.
De minister heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat, heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de motivering van de rechtbank overgenomen en geconcludeerd dat het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank leiden. De rechtbank had terecht geoordeeld en de voorzieningenrechter zag geen noodzaak voor verdere motivering.
De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen en de minister werd veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de vreemdeling, die op € 875,00 werden vastgesteld. Deze kosten waren geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter en de griffier.