ECLI:NL:RVS:2024:5195

Raad van State

Datum uitspraak
13 december 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
202407479/3/V3, 202407478/3/V3, 202407489/3/V3, 202407491/3/V3 202407492/3/V3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • J. Schipper-Spanninga
  • J. van de Kolk
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening en herziening in vreemdelingenzaken met betrekking tot vrijheidsontnemende maatregelen

Op 12 december 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in vijf zaken met betrekking tot vreemdelingen die verzochten om opheffing of wijziging van een voorlopige voorziening. Deze voorlopige voorziening hield in dat de vrijheidsontnemende maatregelen niet opgeheven hoefden te worden totdat de Afdeling op de hoger beroepen had beslist. De vreemdelingen, aangeduid als vreemdeling 1 tot en met 5, hadden eerder een verzoek ingediend om de voorlopige voorziening te herzien, met verwijzing naar artikel 8:87 en artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De minister van Asiel en Migratie was de verzoeker in deze procedure, tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 11 december 2024. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat het belang van grensbewaking zwaarder weegt dan de belangen van de vreemdelingen, die geen nieuwe argumenten hebben aangedragen die de herziening van de eerdere uitspraak rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om opheffing of wijziging van de voorlopige voorziening en het verzoek om herziening afgewezen, en de minister hoeft geen proceskosten te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 13 december 2024.

Uitspraak

202407479/3/V3, 202407478/3/V3, 202407489/3/V3, 202407491/3/V3
202407492/3/V3.
Datum uitspraak: 13 december 2024
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken van [vreemdeling 1], [vreemdeling 2], [vreemdeling 3], [vreemdeling 4] en [vreemdeling 5]) om opheffing of wijziging van een voorlopige voorziening (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb) en om herziening (artikel 8:119 van de Awb), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende de hoger beroepen van:
de minister van Asiel en Migratie,
verzoeker,
tegen de uitspraken van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 11 december 2024 in zaken nrs. NL24.47085, NL24.47086, NL24.47087, NL24.47091 en NL24.47089 in de gedingen tussen:
de vreemdelingen
en
de minister van Asiel en Migratie.
Procesverloop
Bij uitspraak van 12 december 2024 in zaken nrs. 202407479/2/V3, 202407478/2/V3, 202407489/2/V3, 202407491/2/V3 en 202407492/2/V3 heeft de voorzieningenrechter bij wijze van voorlopige voorziening bepaald dat de vrijheidsontnemende maatregelen niet hoeven te worden opgeheven totdat de Afdeling op de hoger beroepen heeft beslist.
De vreemdelingen hebben bij brief van 13 december 2024 de voorzieningenrechter verzocht de getroffen voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen dan wel de uitspraak van 12 december 2024 te herzien.
De minister heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Overwegingen
1.       In de uitspraak van 12 december 2024 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat onder de gegeven omstandigheden een zwaarder gewicht toekomt aan het door de minister ingeroepen grensbewakingsbelang.
2.       Ook na hernieuwd onderzoek komt de voorzieningenrechter tot deze conclusie. De vreemdelingen hebben geen belangen gesteld die maken dat zij de uitspraak in de bodemzaken niet in grensdetentie kunnen afwachten.
Voor zover de vreemdelingen ook om herziening van de uitspraak van 12 december 2024 hebben verzocht, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Hoewel de voorzieningenrechter in de zaken nrs. 202407491/2/V3 en 202407492/2/V3 niet heeft gewacht op de ontvangst van de schriftelijke uiteenzettingen, moet worden vastgesteld dat in alle vijf zaken de uitspraken van de rechtbank, de door de minister ingestelde hoger beroepen, de door de minister ingediende verzoeken om een voorlopige voorziening te treffen en de door de vreemdelingen in de overige drie zaken gegeven schriftelijke uiteenzettingen identiek zijn. De betrokken vreemdelingen hebben niet gesteld dat zij een andere schriftelijke uiteenzetting zouden hebben willen geven dan de al in de andere drie zaken ontvangen schriftelijke uiteenzettingen.
3.       De voorzieningenrechter wijst het verzoek om opheffing of wijziging van de voorlopige voorziening en het verzoek om herziening af. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van de Kolk, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
voorzieningenrechter
w.g. Van de Kolk
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2024
347